3.4 Zinsontleding - Wel of geen LV?

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.3 Zinsontleding
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.3 Zinsontleding
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands en open deze op blz. 113.

Huiswerk controle:

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- weet je dat niet in iedere zin een lijdend voorwerp staat en hoe dat komt. 

Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Weegt oplossingen tegen elkaar af
- Kiest beargumenteerd een oplossing

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): Niemand


Voor deze les is geen mini-check. Iedereen doet mee met de instructie. 

Slide 4 - Slide

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Evelien wacht twee uur op haar vriend

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Joop geeft Hans een klap.

lijdend voorwerp=
A
Joop
B
geeft
C
Hans
D
een klap

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat
Had je alle 4 de vragen goed, dan maak je zelfstandig opdracht 8 en 9 op blz 120/121.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

4. Instructie
Lijdend voorwerp

wie/wat + wwg + ond = lv

Slide 10 - Slide

NOOIT LIJDEND VOORWERP
hoeveelheden
maten
gewichten
afstanden

Slide 11 - Slide

Een zin heeft alleen een lijdend voorwerp als je antwoord kunt geven op de vraag:
Wie of wat
+
wwg
+
lv
onderwerp
=
Antwoorden op alle andere vragen zijn géén lijdend voorwerp. 

Slide 12 - Slide

overzicht: hoe zoek je wat en in welke volgorde?
1. Persoonsvorm: 
- de zin vragend maken
- de zin in een andere tijd zetten
- de zin in enkelvoud/meervoud zetten
3. Onderwerp: 
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde?
2. Werkwoordelijke gezegde:
ALLE werkwoorden in een zin.
4. Lijdend voorwerp:
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 13 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -- >
Dan maken we samen opdracht 8.

Slide 14 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig 3.4 opdracht 8 en 9 op bladzijde 120/121.




Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 15 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie leerdoelen: 
- weet je dat niet in iedere zin een lijdend voorwerp staat en hoe dat komt?
                    

Slide 16 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk 
woensdag 18 januari
3.4 opdracht 8 & 9
Toetsen 
Geen

Slide 17 - Slide