3.4 Wel of geen lijdend voorwerp?

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.4 wel of geen lijdend voorwerp? 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.4 wel of geen lijdend voorwerp? 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 117


Huiswerk controle:

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- weet je dat niet in iedere zin een lijdend voorwerp staat en hoe dat komt


Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 3.4
blz: 120/121
opdr: 7, 8 & 9 

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 
Er is geen mini-check vandaag. Iedereen doet mee met de instructie. 

Slide 6 - Slide

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Evelien wacht twee uur op haar vriend

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Joop geeft Hans een klap.

lijdend voorwerp=
A
Joop
B
geeft
C
Hans
D
een klap

Slide 10 - Quiz

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 3.4 opdracht 7, 8 en 9 op bladzijde 120/121.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 12 - Slide

4. Instructie
Lijdend voorwerp

wie/wat + wwg + ond = lv

Slide 13 - Slide

NOOIT LIJDEND VOORWERP
hoeveelheden
maten
gewichten
afstanden

Slide 14 - Slide

Een zin heeft alleen een lijdend voorwerp als je antwoord kunt geven op de vraag:
Wie of wat
+
wwg
+
lv
onderwerp
=
Antwoorden op alle andere vragen zijn géén lijdend voorwerp. 

Slide 15 - Slide

overzicht: hoe zoek je wat en in welke volgorde?
1. Persoonsvorm: 
- de zin vragend maken
- de zin in een andere tijd zetten
- de zin in enkelvoud/meervoud zetten
3. Onderwerp: 
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde?
2. Werkwoordelijke gezegde:
ALLE werkwoorden in een zin.
4. Lijdend voorwerp:
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 16 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 3.4 opdracht 7, 8 en 9 op bladzijde 120/121.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 8.

Slide 17 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt 3.4 opdracht 7, 8 en 9 op bladzijde 120/121.


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 18 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie leerdoelen: 
- weet je dat niet in iedere zin een lijdend voorwerp staat en hoe dat komt?

                    

Slide 19 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Woensdag 10 januari
3.4 opdracht 7, 8 & 9

 
Toetsen:
-

Slide 20 - Slide