4.4 + 4.5

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.4 + 4.5
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.4 + 4.5
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. 

Huiswerk controle

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Kun je het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in een zin benoemen
- kun je het meewerkend voorwerp in een zin benoemen

Leergebiedoverstijgende doelen:
Omgaan met ruzie
- Ga adequaat om met gevoelens van schuld en spijt
- Vertel bij navraag welk aandeel je hebt gehad bij onenigheid

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Jens & Gwen
Jullie mogen aan de slag met opdracht 1 t/m 6 op blz. 167 t/m 170.


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
pv =

Slide 5 - Open question

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
wwg =

Slide 6 - Open question

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
ond =

Slide 7 - Open question

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
lv =

Slide 8 - Open question

Ik gaf aan mijn beste vriend een mooi cadeau.
MV =
A
Ik
B
aan mijn beste vriend
C
een mooi cadeau
D
gaf

Slide 9 - Quiz

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 1 t/m 6 op blz 167 t/m 170.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 10 - Slide

Zinsontleding: hoe moest het ook alweer? 
1. Zoek de persoonsvorm
(zin vragend maken / tijdproef)
2. Zoek het wwg
(alle werkwoorden in de zin bij elkaar zetten)
3. zoek het onderwerp
(vraag: wie/wat + wwg)
4. Zoek het lijdend voorwerp
(vraag: wie/wat + wwg + onderwerp)

Slide 11 - Slide

een voorbeeld:
Mijn vader repareert vanmiddag mijn lekke band. 
PV = repareert
wwg = repareert
ond = (wie repareert?)  Mijn vader
lv = (wat repareert mijn vader?) mijn lekke band

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Meewerkend voorwerp
AAN/VOOR wie + WWG + OND + LV ?

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
Kan je 'aan' weglaten' ?

Slide 14 - Slide

Lisa schonk een duur horloge aan haar vriend.
MV =
A
aan haar vriend
B
Lisa
C
schonk
D
een duur horloge

Slide 15 - Quiz

De boer geeft de paarden hooi.

MV =
A
De boer
B
geeft
C
de paarden
D
hooi

Slide 16 - Quiz

Ik leen mijn zus nooit iets.

MV =
A
mijn zus
B
ik
C
nooit
D
iets

Slide 17 - Quiz

5. Begeleid inoefenen

Slide 18 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht opdracht 1 t/m 6 op blz 167 t/m 170.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 19 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- Kun je het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in een zin benoemen?
- kun je het meewerkend voorwerp in een zin benoemen?

                    

Slide 20 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Maandag 6 maart
4.4 & 4.5 opdracht 1 t/m 6
Toetsen:


Slide 21 - Slide