h1 10/11

1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui le 10/11
  - weektaak vorige week : o Unité 2 
o 2.4 Écouter: waar woon je?
o 2.5 Grammaire II: bezittelijk vnw -
Exercice 9 tm 14, en ligne
-Exercice 16a tm 16d, livre
-Leren Apprendre 4, 6 & notes

-weektaak deze week (in plenda) 
o 2.6 Parler: vertellen over familie en vrienden
Exercice 17 tm 22,
o 2.7 Ecrire: beschrijf een foto - livre
-Exercice 24 tm 28, livre
- Apprendre 6, 8 & notes


 
                
         

Lesdoel : aan het einde van deze les 
- heb je naar een leuk liedje geluisterd
-heb je de weektaak van vorige week nagekeken is in je werkboek
- heb je in tweetallen heel veel Frans gesproken!

 (2.7)  huiswerkcontrole dinsdag 15/11)
-Exercice 24 tm 28, livre
- Apprendre 6, 8 & notes

Slide 2 - Slide

LADADA
Claude vluchtte nog geen tien jaar geleden met zijn familie uit Congo. In 2019 deed hij mee met Voice Kids en zong het liedje Papaoutai van Stromae. De jury was onder indruk en Claude werd populair op zijn school in Enkhuizen. 

 C'est Claude, il a 19 ans. Il habite à Enkhuizen. Il fait des études. Son meilleur ami s'appelle Bob.


Je gaat zo kijken naar "achter de schermen " bij Claude. Luister en kijk aandachtig!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

doel : vertellen over familie en vrienden           
 opdracht in duo's                       (5 mn)
stap 1 :  
kies één van de drie gesprekjes op blz 61 uit. Let op, we bespreken de gesprekjes dus let extra goed op bij jouw gesprekje zodat je weet wat er staat!
stap 2 ; 
oefen in tweetallen , probeer zo mooi mogelijk Frans te praten
stap 3 : 
wissel van rol


timer
5:00

Slide 6 - Slide

ex 18
1. Ta petite soeur a trois ans?
2. Le collège de Nicoline est nouveau?
3. Les parents de X sont sympas?
4. Ton appartement est à Paris?
5. Mes photos sont sur la table.

heb je de oefening goed in je schrift? Oefen dan daarna met je buum/buuf

1. non, ma petite soeur a cinq ans
2. Oui SON collège est nouveau
3. Oui, SES parents sont sympas!
4. Non, MON appartement est à Pijnacker.
5.  Oui, tes photos sont sur table?

Slide 7 - Slide

oef 22
Rol A Rol B
1 Qui est-ce ?                                                       2 C’est mon copain.
3 Comment il s’appelle ?                                 4 Il s’appelle Théo.
5 Il a quel âge ?                                                    6 Il a 15 ans.
7 Il habite où ?                                                      8 Il habite à Lyon.
9 Il est dans ta classe ?                                    10 Oui, il est en h1C.



Slide 8 - Slide

19 : Lily heeft 1 hond en 2 katten, geen leeftijd
Oscar heeft een hamster van 13 mnd en een kat van 18 jr

Exercice 20 – Mise en route : vocabulaire
1 organiser // 2 quel // 3 vieux /// 4 animal // 5 adorer // 6 musique // 7 chez // 8 mignon // 9 métro

Woord grijze kolom: seulement. Vertaling: alleen maar.

Exercice 21 – Comment dire ?
1 Mes parents sont divorcés.
2 J’habite seul avec ma mère.
3 Je suis ta nouvelle voisine.
4 J’organise une fête.
5 B, Tu as un animal, toi ?
6 A, C’est mon meilleur ami.

22B Voorbeelduitwerking:
 C’est la mère de Nathan. 
Qui est-ce ? - C’est Eva.

C’est l’oncle de Robin. 
Qui est-ce ? - C’est Christian.

C’est le frère d’Emma. 
Qui est-ce ? - C’est Christian.

 C’est le grand-père de Louis. 
Qui est-ce ? - C’est Oscar.

Slide 9 - Slide

weektaak vorige week

 oef 9:   1 + h   / 2 + f   / 3 + g   / 4 + b   / 5 + c   / 6 + d  / 7 + a  / 8 + e
 10 :   1 gescheiden  /  2 getrouwd   / 3 de halfbroer/ 4 enig kind  5 alleen   / 6 het geluk / 7 de buurvrouw  /   8 het weekend
Exercice 11 – Õn 1, 5, 7    /    Ãn 2, 3, 8   /   In 4, 6
Exercice 12: 1 A  / 2 B, C
Exercice 13 : 1 A, C, D  / 2 Haar ouders zijn gescheiden.   Haar moeder is hertrouwd.  / Ze heeft een halfbroertje.
3 a faux / b vrai
4 a vrai  /   b vrai   /   c faux
5 moeder, oom, tante, neefjes, vrienden   //  6 mijn
Exercice 14 :    1 1 = F, 2 = E, 3 = A, 4 = C, 5 = B
 Over: D omroepbericht in een winkel
2 1 19 / 2 8/ 3 12 / 4 10 / 5 16











Ex16A 1 mijn vader / mijn moeder / mijn vrienden /
 2 mijn
16B :1 Mon, ton en son: als er een mannelijk zlfs naamwoord achter staat. Ma, ta en sa worden gebruikt als er een vrouwelijk zn achter staat. Mes, tes en ses worden gebruikt voor een zn in het meervoud.
2 jouw zijn, haar
Exercice 16C
1 a v ma / b m ton / c mv tes / d m son / e mv ses
2 a Mijn moeder heet Laura. / b Woont jouw oom in Parijs?
 c Waar zijn jouw grootouders? / d Boris houdt van zijn hond.
 e Daar is Eva met haar vrienden.
3 a mon / b ton / c tes / d sa / e son

Exercice 16D
1 mes cousins / 2 ton anniversaire / 3 sa famille
4 son quartier / 5 tes copains / 6 sa classe
7 ma maison / 8 ton invitation

Slide 10 - Slide

Les Devoirs
apprendre ; 6 & 8 

dinsdag is af : 24 tm 28

Slide 11 - Slide