Week 1; 1Be

1 / 32
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Nakijken
- tot en met D: antwoorden staat in classroom
- opdracht 19a: in classroom inleveren.
        - klikken op 'inleveren'
        - alleen werken met antwoorden uit het boek



Slide 2 - Slide

être
is het hele werkwoord van:
A
hebben
B
werken
C
zijn
D
kijken

Slide 3 - Quiz

ik ben (ww. être)
A
je suis
B
je être
C
j'ai
D
j'être

Slide 4 - Quiz

être: wij zijn
A
nous sommes
B
on est
C
on a
D
nous avons

Slide 5 - Quiz

Vertaal: het is
A
cest
B
ce est
C
c'est
D
ce sont

Slide 6 - Quiz

vous êtes
ils sont
ce sont
elles sont
jullie zijn
zij zijn
het zijn
zij zijn

Slide 7 - Drag question

werken op digitale leermiddelen
ik schrik van de antwoorden van sommige leerlingen.. 
:-(
Van andere leerlingen word ik blij
:-))

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Bron E antwoorden
- Exercice 20a
2 Manon gaat naar huis.
4 Julie ontdekt iets over hun schilderij.
6 Julie vraagt de anderen om af te spreken.
1 Julie gaat naar haar laatste les. 
5 Julie controleert of dit klopt. 
3 Monsieur Pinceau herkent de tekening die Julie maakt.

Slide 10 - Slide

2bcd

Slide 11 - Slide

22b  Neem voor je: blz. 119 EN blz. 130
Rol A:
Qui est ton prof de/d' (noem een vak)

Slide 12 - Slide

ex. 22b:
Rol A, zin 1:
Wanneer moet je de en wanneer d' gebruiken?

Slide 13 - Open question

Qui est ton prof d'anglais?
Antwoord in hele zin: zie boek...

Slide 14 - Open question

ex. 22b:
Rol A:
Il/elle est .......

Slide 15 - Open question

Rol B:
Antwoord: il/elle est
Antwoord in een hele zin!

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Bron H: Bez.vnw.
C'est mon prof d'anglais    = Het is mijn leraar Engels.
C'est ma copine Manon.     = Dat is mijn vriendin Manon.
J'adore mes amis.                  = Ik ben dol op mijn vrienden.

C'est ton prof d'anglais       = Het is jouw leraar Engels.
C'est ton/ta/tes copine Manon.
J'adore ton/ta/tes amis.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Noem één bez. vnw. (in het Nederlands)

Slide 22 - Open question

Welke woordjes gebruik je in het Frans voor jouw?
A
mon, ma, mes
B
ton, ta, tes
C
son, sa, ses
D
mon, ton, son

Slide 23 - Quiz

Welke drie woordjes gebruik je in het
Frans voor: mijn?

Slide 24 - Open question

huiswerk voor volgende les
leren: wl. E + schema herhalen van H. Zeg de rijtjes een paar keer hardop zoals we in de les gedaan hebben.
mk. H: ex 30, F: 23 tm 24 op blz. 123 (23b,c, 24bc niet).

Slide 25 - Slide

30cd

Slide 26 - Slide

HW
We gaan samen kijken of je de huiswerkopdrachten begrijpt.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide