Taal _ Nederlands spreken

Taal _ Nederlands spreken
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal _ Nederlands spreken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

formeel betekent.... welke antwoorden zijn juist
A
beleefd, je gebruikt U en Uw.
B
Op de gemeente tegen een ambtenaar, docent spreek je met U en Uw.
C
Met vrienden, je gebruikt je, jij, jou, jouw
D
Het maakt geen verschil als je maar rustig spreekt

Slide 3 - Quiz

Met wie praat jij formeel
op je werk?
Geef een voorbeeld

Slide 4 - Mind map

Informeel of formeel ?
Hey daar! Mijn excuses meneer

Slide 5 - Open question

Bij een sollicitatiegesprek hoor je beleefd te zijn. Je gebruikt dus .....
A
formele taal en zegt u tegen een man of vrouw met wie je het gesprek hebt
B
informele taal en je zegt je / jij / jou tegen een man of vrouw met wie je het gesprek hebt

Slide 6 - Quiz

Hey daar!
Tot ziens!
Neemt u me niet kwalijk.
Vriend / vriendin
Opdrachtgever / werk
Gemeente ambtenaar

Slide 7 - Drag question

Een formeel gesprek is vaak een zakelijk gesprek. Waarop moet je letten als je een zakelijk gesprek voert?

Slide 8 - Open question

Geef eens voorbeelden van een informeel gesprek ? Een gesprek met mensen die je vaak ziet (familie / vrienden).

Slide 9 - Open question

Je collega is ook bezig met een
gereedschap / apparaat
die jij ook nodig hebt.
Wat zeg je tegen hem/haar ?

Slide 10 - Mind map

De receptioniste begroet jou en zegt: Goedemorgen Ahmed, waarmee kan ik je helpen ?
A
Volgende maand kom ik bij u stagelopen. Graag zou ik een keer langskomen voor een gesprek.
B
Ik wil donderdag om drie uur komen voor een gesprek.
C
Donderdag kom ik langs.

Slide 11 - Quiz

De receptioniste begroet jou en zegt: Goedemiddag Johan, wat kan ik voor je doen ?

Slide 12 - Open question

De receptioniste kijkt in de agenda en zegt:

"Volgende week donderdag heb ik om drie uur een plekje voor je. Dan verwacht ik je hier op kantoor".

Hoe antwoord je?
A
Yes, dat gaan we doen!
B
Goed hoor! Super geregeld.
C
Dankjewel. Ik meld mij die dag op tijd bij jou.
D
Dank u wel. Dan zie ik u graag op donderdag.

Slide 13 - Quiz

Jouw chef vraagt of je zaterdag een paar uurtjes kunt werken. Dat heet overwerk. Je hebt eigenlijk geen tijd. Je hebt al wat afspraken gepland. Wat zeg je?
A
Nee, dat doe ik niet!
B
Bekijk ik het maar lekker. Ik heb weekend.
C
Liever niet ik heb al wat afspraken gepland.

Slide 14 - Quiz

Als je belt naar een stagebedrijf voor een afspraak. Wat zeg je dan aan de telefoon?

Slide 15 - Open question

Aan de telefoon
Als je zelf iemand gaat bellen, moet je op de volgende dingen letten: 
- Zeg je naam. Je kunt je voornaam en achternaam noemen. 
- Als je niet hebt verstaan met wie je spreekt, vraag je nog een keer met wie je spreekt. 
Vertel waarvoor je belt
Hang niet zomaar op zonder iets te zeggen, maar sluit het gesprek af door te groeten. Bijvoorbeeld: Prima, dank u wel mevrouw / meneer. Nog een fijne dag.
- Noteer afspraken in je agenda. 

Slide 16 - Slide

Stagelopen
Je loopt stage bij een bedrijf. Volgende week vrijdag heb je plotseling een heel belangrijke afspraak bij je opleidingsschool. Dat wist je eerder nog niet. Je kunt dus die vrijdag niet naar je werkplek komen. Je moet nu toestemming vragen aan de baas en je moet zeggen dat je niet kan komen.
Schrijf een paar kernwoorden op die je in het gesprek met je baas wil gebruiken.

Slide 17 - Open question

Stagelopen
Je loopt stage bij een bedrijf. Volgende week vrijdag heb je plotseling een heel belangrijke afspraak bij je opleidingsschool. Dat wist je eerder nog niet. Je kunt dus die vrijdag niet naar je werkplek komen. Je moet nu toestemming vragen aan de baas en je moet zeggen dat je niet kan komen.
Probeer het gesprek nu op te schrijven. Je schrijft het gesprek zoals je het gaat vertellen. Denk aan waarom je niet kunt komen (de reden van afwezigheid), wanneer, hoe laat, enzovoort....

Slide 18 - Open question

Ga dit gesprek oefenen met een student. 
Denk aan je taalgebruik. Een andere student schrijft op wat goed ging en wat niet goed ging in jullie gesprekje.

Slide 19 - Slide

Hoe praat je tegen je collega????

Op een dag is er een nieuwe collega bijgekomen. Wat zeg je tegen de nieuwe collega?

Slide 20 - Open question

Hoe praat je tegen je collega????
- Jouw collega viert vandaag zijn verjaardag. Hoe reageer je hierop?

- Jullie praten over de vakantie die weer voorbij is. Jij vertelt wat je in de vakantie hebt gedaan en waar je geweest bent. Hoe vertel je dat ? 

- Wat zeg je tegen je collega als je een paar moeilijke woorden of een moeilijke zin niet begrijpt?

- Jouw collega vraagt wat je in het weekend hebt gedaan? Wat vertel je hem ? 

- Iemand vraagt of je koffie wilt en vraagt ook hoe je de koffie drinkt. Hoe geef jij antwoord?

Slide 21 - Slide

Gesprek voeren:  
Je loopt stage bij een bedrijf. 


In het begin was het allemaal nieuw en nog heel leuk. Je ging iedere dag met veel plezier naar je stageplek. Na een paar weken vind je het helemaal niet zo leuk meer. Je krijgt steeds dezelfde klusjes: vegen, opruimen, gereedschappen in de kast hangen, snoeren en kabel oprollen, enzovoort enzovoort….. Je vindt dat je er op deze manier weinig van leert. Je wilt graag dingen doen die een elektromonteur ook doet. 

Slide 22 - Slide

wat heb je vandaag geleerd?

Slide 23 - Mind map

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide