This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Spelling
van de persoonsvorm
in de
verleden tijd
ZWAKKE en STERKE
werkwoorden
Wat is het verschil?
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde
REGELS verleden tijd
bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: stam + te / stam + de
In het meervoud: stam + ten / stam + den
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken
- Gebruik het ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet: Taxikofschip / kofschip-taxi
STERKE
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen
VOORBEELD
STERKE WERKWOORDEN
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen