wk 01: les 1+2

Dinsdag 5 januari - H2c (online les)
  • 10 minuten stillezen
  • Regels & afspraken online les
  • Terugblik en samen oefenen
  • Aan de slag!

  • 10 minuten stillezen
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 5 januari - H2c (online les)
  • 10 minuten stillezen
  • Regels & afspraken online les
  • Terugblik en samen oefenen
  • Aan de slag!

  • 10 minuten stillezen
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Slide

Regels & afspraken bij online les
  • Je wordt alleen present gemeld als je je camera aan hebt staan in Teams.
  • In LessonUp gebruik je je eigen naam.
  • Als je een vraag hebt, steek je digitaal je hand op in Teams of stel je je vraag in de chat.
  • Als je je hand opsteekt, zal ik je unmuten.
  • Als ik aan jou een vraag stel, zal ik je ook unmuten.
  • De chat is niet voor spam bedoeld.

Slide 2 - Slide

Vorige les heb je geleerd...
...welke verbanden bij de signaalwoorden horen (Blok 5).
...hoe je de delen van een verband moet noteren.
...op welke 4 manieren alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn.

Slide 3 - Slide

Deze les ga je...
...de stof van vorige lessen herhalen.

Slide 4 - Slide

Welke signaalwoorden
ken je nog?

Slide 5 - Mind map

Welke verbanden
ken je nog?

Slide 6 - Mind map

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een signaalwoord is één woord.

Slide 7 - Drag question

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-opsomming
middel-doel
uitspraak-voorbeeld

Slide 8 - Drag question

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
hetzelfde als
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
1. Met een signaalwoord
Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

2. Door herhaling van een woord of woordgroep
Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

Slide 11 - Slide

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
3. Door overgangszinnen met een verwijzing
In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, in de vorm van een verwijswoord.

4. Door aankondigende zinnen
De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Vragen
1. Waar verwijst 'Dat' (r. 1 ) naar?

2a. Welk signaalwoord voor uitspraak-opsomming zie je in alinea 1?
2b. Noteer de delen van het verband.

3a. Op welke manier zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?
3b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

Slide 14 - Slide

Vragen

4a. Op welke manier zijn alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?
4b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

5. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'doordat' (alinea 5)?

6. Wat is het tekstdoel?

7. Wat is de tekstsoort?

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides
LessonUp wk 01: les 1+2
slide 17 t/m 27

Slide 16 - Slide

Maak een zin met een signaalwoord.

Slide 17 - Open question


Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 18 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 19 - Quiz

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-opsomming

Slide 20 - Quiz

Signaalwoord: omdat

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-opsomming

Slide 21 - Quiz

Signaalwoord: maar

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 22 - Quiz

Signaalwoord: echter

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 23 - Quiz

Signaalwoord: daarom

Tekstverband
A
uitspraak-reden
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 24 - Quiz

Signaalwoord: om

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 25 - Quiz

Signaalwoord: zoals

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
doel-middel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 26 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord
'namelijk'?
A
uitspraak-conclusie
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-reden
D
middel-doel

Slide 27 - Quiz

Tweede uur van het blokuur
Aan de slag!
Maak slide 29 t/m 51

Slide 28 - Slide

Kijken en luisteren
Zoals je weet komt de theorie van begrijpend lezen overeen met de theorie van kijken/luisteren.

Door kijken/luisteren te oefenen, oefen je dus ook de vaardigheden voor begrijpend lezen.

Slide 29 - Slide

Je gaat straks kijken naar het fragment uit Kassa over de moestuin.
Lees eerst de vragen door en maak daarna slide 30 t/m 44

1. Beschrijf in een paar woorden het onderwerp.
2. Vul de twee deelonderwerpen van het fragment in.
3. Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?
4. Voor welk soort publiek is dit fragment bedoeld?
5a. Op welke manier(en) wordt de aflevering ingeleid?
  b. Vind je dit een goede inleiding? Leg uit waarom wel of niet.
6 Liedewij Loorbach sluit het fragment af met een korte, persoonlijke anekdote.
  a. Beschrijf kort deze anekdote.
  b. Wat is de functie van deze anekdote als slot?
  c. Vind je dit een goed slot van dit fragment? Leg uit waarom wel of niet.
7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.
  a. ‘Een belangrijk aspect aan wormen is dat ze verteerde plantenresten eten.’
  b. ‘Als planten in de aarde staan, kunnen ze veel dieper met hun wortels naar het grondwater.’
  c. ‘Een moestuin kan ook op een balkon.’
8. Vat de hoofdzaken van het fragment samen in maximaal zestig woorden.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

1. Beschrijf in een paar woorden het onderwerp (let op: geen hele zin!)

Slide 32 - Open question

2. Vul de twee deelonderwerpen van het fragment in.

Slide 33 - Open question

3. Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?
A
amuseren
B
opiniëren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 34 - Quiz

4. Voor welk soort publiek is dit fragment bedoeld?
A
breed publiek
B
kleiner, gespecialiseerd publiek
C
een of enkele persoen

Slide 35 - Quiz

5 a. Op welke manier(en) wordt de aflevering ingeleid?
A
aanleiding
B
onderwerp aankondigen
C
vraag stellen
D
anekdote

Slide 36 - Quiz

b. Vind je dit een goede inleiding?
Leg uit waarom wel of niet.

Slide 37 - Open question

6 Liedewij Loorbach sluit het fragment af met een korte, persoonlijke anekdote.
a. Beschrijf kort deze anekdote.

Slide 38 - Open question

b. Wat is de functie van deze anekdote als slot?

A
advies
B
conclusie
C
samenvatting

Slide 39 - Quiz

c. Vind je dit een goed slot van dit fragment? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 40 - Open question

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

‘Een belangrijk aspect aan wormen is dat ze verteerde plantenresten eten.’
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 41 - Quiz

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

'Als planten in de aarde staan, kunnen ze veel dieper met hun wortels naar het grondwater.’
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 42 - Quiz

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

'Een moestuin kan ook op een balkon.’
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 43 - Quiz

8. Vat de hoofdzaken van het fragment samen in maximaal zestig woorden. Kijk en luister zo nodig nog een keer naar het fragment en maak aantekeningen.

Slide 44 - Open question

Lesdoelen behaald?
Beantwoord de volgende vragen.

Slide 45 - Slide

Lesdoel behaald? Ik kan signaalwoorden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 46 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik kan tekstverbanden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 47 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet op welke 4 manieren alinea's met elkaar kunnen worden verbonden.
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik heb door kijken/luisteren geoefend met de theorie van begrijpend lezen.
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quiz

Dit vind ik nog moeilijk aan de les van vandaag...

Slide 50 - Open question

Einde van deze les!
Goed gedaan! Je mag nu verder lezen in je leesboek.

Slide 51 - Slide