11/9, De Brug, herhalen Lezen

maandag 11 september!
Programma:

1. herhalen les donderdag 7/9: werkwoordspelling
2. nakijken HW: HS 1, ww spelling, opdracht 10
3. Lezen 'De Brug' vanaf blz. 242 (?)
                              - Herhaling theorie 'hoofd- en bijzaken en kernzinnen'
                              - Herhaling theorie 'tekstverbanden en signaalwoorden'
Maken: opdracht 1
                              * lezen tekst klassikaal
                              *maken opdrachten zelfstandig



1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

maandag 11 september!
Programma:

1. herhalen les donderdag 7/9: werkwoordspelling
2. nakijken HW: HS 1, ww spelling, opdracht 10
3. Lezen 'De Brug' vanaf blz. 242 (?)
                              - Herhaling theorie 'hoofd- en bijzaken en kernzinnen'
                              - Herhaling theorie 'tekstverbanden en signaalwoorden'
Maken: opdracht 1
                              * lezen tekst klassikaal
                              *maken opdrachten zelfstandig



Slide 1 - Slide

wwspelling 
herhalen
PV
infinitief
VD

zwakke werkwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

nakijken!
HS 1, werkwoordspelling, opdracht 10

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

leesvaardigheid: DOEL

  • Herhaling hoofdzaken, bijzaken en kernzinnen

  • Herhaling tekstverbanden


- Wat weten we nog van vorig jaar?


Slide 6 - Slide

Onderwerp en deelonderwerp

Onderwerp van een tekst:

- een tekst gaat ergens over, dit is het onderwerp van een tekst

- het onderwerp is in één of een paar woorden te noemen


Deelonderwerpen:

- verschillende delen / aspecten die over het onderwerp gaan

Slide 7 - Slide

HOOFDZAKEN

- alle belangrijke zaken die over een onderwerp worden gegeven

- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea

- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 8 - Slide

BIJZAKEN

- de minder belangrijke informatie over het onderwerp


- bijzaken kun je weglaten in een tekst, het belangrijkste blijft over


Slide 9 - Slide


HOOFDZAKEN


- meestal aan het begin of het einde

- feiten, jaartallen of eigenschappen



                      

                        BIJZAKEN


  - extra uitleg en voorbeelden


 - maken de tekst leuker, 

    duidelijker en beter te begrijpen

Slide 10 - Slide

Wat is de hoofdzaak?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 11 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 12 - Quiz

Teksten met meer alinea's


- elke alinea heeft een eigen 

   hoofdzaak, want de schrijver 

   wil in elke alinea iets vertellen


- de rest van de zinnen zijn 

   bijzaak

Slide 13 - Slide

KERNZINNEN
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 14 - Slide

KERNZINNEN
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 15 - Slide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 16 - Quiz

Hoofdzaken van een tekst vind je
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin

Slide 17 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 18 - Quiz

Hoe? Wat?
Tekstverbanden en signaalwoorden  

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het tekstverband

Je kent al het chronologisch verband, het opsommend verband, het tegenstellend verband en het toelichtend verband.

Slide 19 - Slide

Even herhalen..

Slide 20 - Slide

Herhaling tekstverbanden
chronologisch:
opsommend:
tegenstellend:
toelichtend:

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Heb je goed opgelet? Even testen...

Slide 23 - Slide

Wat zijn concluderende signaalwoorden?
A
dus, daarom, dat houdt in, dankzij, concluderend, al met al
B
dus, doordat, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
C
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
D
dus, want, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 24 - Quiz

Wat zijn redengevende signaalwoorden?
A
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
B
omdat, daarom, dus, en, de reden hiervoor is, dankzij
C
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, kortom
D
omdat, bijvoorbeeld, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 25 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een oorzakelijk verband?
A
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, kortom, dankzij
B
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, hiervoor, dankzij
C
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, want, dankzij
D
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 26 - Quiz

Maak een korte zin met een concluderend tekstverband

Slide 27 - Open question

Maak een korte zin met een redengevend tekstverband

Slide 28 - Open question

Maak een korte zin met een oorzakelijk tekstverband

Slide 29 - Open question

huiswerk week 37/38
dinsdag 12 september:
fictie, blz. 198/202 (vwo-boek), opdracht 2 + 3

donderdag 14 september:
spelling, HS2, blz. 69/71 (vwo-boek), opdracht 10

maandag 18 september:
De Brug, lezen: opdracht 1+2, blz. 255-258


Slide 30 - Slide