Lezen 3.2 en 4.2 - 2 kgt

Lezen 3.2 en 4.2 - 2 kgt
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lezen 3.2 en 4.2 - 2 kgt

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is het tekstdoel van

een ingezonden brief over het hangverbod op een parkeerplaats?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 3 - Quiz

Wat is het tekstdoel van

een reclametekst voor een kledingwinkel?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 4 - Quiz

Wat is het tekstdoel van

een krantenbericht over roken?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 5 - Quiz

Wat is het tekstdoel van

een moppenkalender?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 6 - Quiz

Bekijk tekst 1 op blz. 172.

Wat is het belangrijkste tekstdoel?

Slide 7 - Open question

We lezen samen tekst 3 op blz. 173.

Slide 8 - Slide

Voor welk leespubliek is tekst 3 vooral geschreven?
A
voor mensen die eerlijke kleding kopen
B
voor iedereen die geïnteresseerd is in eerlijke kleding

Slide 9 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?
A
Eerlijke kleding gaat langer mee
B
Eerlijke kleding is duur
C
Eerlijke kleding is op veel plaatsen te koop

Slide 10 - Quiz

Wat is er vaak mis in de kledingindustrie?

Noem drie dingen (staan letterlijk in de tekst).

Slide 11 - Open question

Welk signaalwoord in alinea 1 geeft een tegenstelling aan?

Slide 12 - Open question

Wat is de kernzin van alinea 2?
A
Ze bracht ... eerlijke kleding.
B
Marieke Eyskoot ... dit vraagstuk.

Slide 13 - Quiz

Wat is de functie van de andere zin uit alinea 2?
A
uitleg geven
B
voorbeelden geven

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord in alinea 2 geeft een voorbeeld aan?

Slide 15 - Open question

Wat is de kernzin van alinea 4?
A
De markt ... dan gedacht.
B
Op internet ... te koop.

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van de andere zin uit alinea 4?
A
uitleg geven
B
voorbeelden geven

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

bovendien?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
volgorde
D
tijd

Slide 19 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

dan?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
volgorde
D
tijd

Slide 20 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

ten slotte?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
volgorde
D
tijd

Slide 21 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

voordat?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
volgorde
D
tijd

Slide 22 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
volgorde
D
tijd

Slide 23 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

daarentegen?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
volgorde
D
tijd

Slide 24 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

zoals?
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 25 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

zo?
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 26 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

want?
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 27 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

ook?
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 28 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

immers?
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 29 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

vervolgens?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 30 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

ter illustratie?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 31 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

daarom?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 32 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

later?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 33 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

namelijk?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
reden
D
tijd

Slide 34 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

toch?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
reden
D
tegenstelling

Slide 35 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

terwijl?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
tijd
D
tegenstelling

Slide 36 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

ten eerste?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
tijd
D
opsomming

Slide 37 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

eerste?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
tijd
D
opsomming

Slide 38 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

verder?
A
volgorde
B
voorbeeld
C
tijd
D
opsomming

Slide 39 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

vanwege?
A
volgorde
B
reden
C
tijd
D
opsomming

Slide 40 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord

alvast?
A
volgorde
B
reden
C
tijd
D
opsomming

Slide 41 - Quiz