Van inkoopfactuurprijs naar consumentenprijs

Hoofdstuk 9 en 10
Inkoopfactuurprijs


Consumentenprijs
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 9 en 10
Inkoopfactuurprijs


Consumentenprijs

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • voorkennis activeren
  • nakijken hoofdstuk 9
  • introductie hoofdstuk 10
  • aan de slag met de sommen van hoofdstuk 10.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:

  • van de inkoopfactuurprijs naar de consumentenprijs rekenen
  • BTW berekeningen toepassen
  • brutowinst berekeningen toepassen

Slide 3 - Slide

De nettoverkoopprijs van een schoenenkastje bij de Ikea is
€ 65,-. Het BTW tarief is hoog. De consumentenprijs is dan:

A
59,63
B
53,72
C
78,65
D
70,85

Slide 4 - Quiz

De consumentenprijs van een paar Adidas sneakers is € 69,95. Het BTW tarief is hoog. De netto-verkoopprijs is dan:
A
55,26
B
57,81

Slide 5 - Quiz

De inkoopprijs van een leren schoudertas is € 42,50. De winkelier wil graag een winst maken van 25% van de inkoopprijs. Vul het schema in en maak een foto.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

De inkoopprijs van een pak hagelslag is
€ 0,24. De winkelier rekent met een brutowinst van 20% van de nettoverkoopprijs. Vul het schema in en maak een foto.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

De nettoverkoopprijs van een Samsung S20 is € 190,-. De brutowinst op deze telefoon bedraagt € 35,-. Bereken de brutowinst in procenten van de inkoopprijs en in procenten van de nettoverkoopprijs. Er zijn dus 2 antwoorden goed!
A
18,4%
B
16,3%
C
19,1%
D
15,6%

Slide 10 - Quiz

Brutowinst in procenten van de inkoopprijs: 

Wat : van x 100%

brutowinst = € 35,-
inkoopprijs = € 190,-


35 : 190 x 100%

18,4%
Brutowinst in procenten van de nettoverkoopprijs:

Wat : van x 100%

brutowinst = € 35,-
Nettoverkoopprijs = €190 + 
€ 35 = € 225,-

35 : 225 x 100%

15,6%

Slide 11 - Slide

De inkoopfactuurprijs is:
A
de inkoopprijs inclusief BTW
B
De prijs die de winkelier betaald bij de groothandel
C
De prijs die de winkelier betaald aan de leverancier

Slide 12 - Quiz

Wat kan de winkelier doen met de BTW die hij/zij betaald over de inkopen?

Slide 13 - Open question

euro
%
inkoopprijs
3,50
BTW
9%
Inkoopfactuurprijs
100%
€ 3,82
T€ 0,32
109%

Slide 14 - Drag question

Hoofdstuk 9 en 10
In hoofdstuk 9 en 10 komen alle rijtjes die je tot nu toe hebt geleerd samen in een som. Je moet dan van inkoopfactuurprijs naar de consumentenprijs kunnen rekenen. Maar ook andersom: van de consumentenprijs naar de inkoopfactuurprijs. We gaan dit proberen aan de hand van een voorbeeld.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld

De inkoopfactuurprijs van een potje nagellak is € 1,90. Het BTW tarief is hoog. De winkelier rekent met een brutowinst van € 0,20.

Bereken de consumentenprijs.
Uitleg: 
Om de consumentenprijs te berekenen gebruiken we de volgende twee rijtjes:


De inkoopprijs is zonder BTW!
Je ziet dus dat je voor het berekenen van de consumentenprijs de inkoopprijs exclusief btw nodig hebt. 

Slide 16 - Slide

stap 1
Omdat je de inkoopprijs nodig hebt om verder te rekenen ga je deze als eerste berekenen. 
De inkoopfactuurpprijs is bekend. Hier moet je dus de BTW uithalen. 


Stap 2
Je weet nu de inkoopprijs en de brutowinst. Je kunt met deze gegevens de nettoverkoopprijs berekenen.




stap 3
Wanneer je de nettoverkoopprijs weet kun je ook de consumentenprijs berekenen.





Slide 17 - Slide

Nakijken hoofdstuk 9

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Maak de sommen van hoofdstuk 10. Gebruik de rijtjes in de uitwerkingen! 

timer
20:00

Slide 19 - Slide

Evaluatie
Jij kunt nu:

  • van de inkoopfactuurprijs naar de consumentenprijs rekenen
  • BTW berekeningen toepassen
  • brutowinst berekeningen toepassen

Slide 20 - Slide