This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
inkoopprijs - brutowinst- nettoverkoopprijs
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Voorkennis testen: wat weet je nog van de vorige lessen?
2. uitleg nieuwe onderwerp: brutowinst
3. aan de slag met sommen over de brutowinst
Slide 2 - Slide
Lesdoelen:
Aan het einde van deze les weet je:
Wat de brutowinst is
Hoe je brutowinst van de inkoopprijs berekent
Hoe je van inkoopprijs naar netto-verkoopprijs rekent
Slide 3 - Slide
Voorkennis: Welke berekening is juist?
A
consumentenprijs + BTW = nettoverkoopprijs
B
consumentenprijs - BTW = nettoverkoopprijs
Slide 4 - Quiz
voorkennis: De nettoverkoopprijs van een product is € 5,00. het BTW tarief is hoog.
Welke berekening is de juiste wanneer je de consumentenprijs moet berekenen?
A
€ 5,- : 121 x 100
B
€ 5,- : 79 x 100
C
€ 5,- : 100 x 21
D
€ 5,- : 100 x 121
Slide 5 - Quiz
Voorkennis: De consumentenprijs van een product is € 17,99. Het BTW tarief is hoog.
Welke berekening is juist wanneer je de nettoverkoopprijs moet berekenen?
A
€ 17,99 : 121 x 21
B
€ 17,99 : 121 x 100
C
€ 17,99 : 100 x 21
D
€ 17,99 : 100 x 79
Slide 6 - Quiz
Voorkennis: Wanneer een klant een kladblok koopt betaald hij € 0,45 aan BTW (hoog tarief). Hoeveel bedraagt de consumentenprijs?
A
€ 2,59
B
€ 2,14
C
€ 0,55
D
€ 3,20
Slide 7 - Quiz
Nakijken
We gaan hoofdstuk 3 nakijken.
Slide 8 - Slide
Brutowinst
De brutowinst is een percentage van de inkoopprijs of de nettoverkoopprijs. De winkelier kan zo berekenen hoeveel zijn nettoverkoopprijs gaat zijn, en hoeveel uiteindelijk zijn klant voor het product moet betalen (consumentenprijs).
De brutowinst is voor de winkelier: hij moet hier nog zijn kosten van betalen, en uiteindelijk moet er ook iets overblijven: de nettowinst.
Slide 9 - Slide
Brutowinst
Hoe bereken ik de brutowinst?
De inkoopprijs is dus het uitgangspunt voor de berekening van de uiteindelijke consumentenprijs. Het volgende rijtje is van toepassing:
Inkoopprijs
Brutowinst +
Nettoverkoopprijs
Slide 10 - Slide
Wat is de inkoopprijs van een product?
Slide 11 - Open question
Voorbeeld: een product heeft een inkoopprijs van € 14,-. De winkelier wil een brutowinst maken van € 6,-. Hoeveel bedraagt de nettoverkoopprijs?
A
€8,-
B
€ 20,-
Slide 12 - Quiz
Brutowinst
Wanneer een winkelier meerdere producten heeft is het een hele klus om van elk product de verkoopprijs te bepalen. Daarom werken veel winkeliers met een percentage. Ze rekenen dan voor elk product een vast percentage bij de inkoopprijs op, zodat ze snel de nettoverkoopprijs kunnen bepalen.
Slide 13 - Slide
Brutowinst
Dit percentage kan op 2 manieren worden uitgedrukt:
1. als percentage van de inkoopprijs
2. als percentage van de nettoverkoopprijs
Slide 14 - Slide
Brutowinst
We gaan vandaag aan de slag met manier 1:
Brutowinst als percentage van de inkoopprijs.
Stel: de winkelier stelt vast dat zijn brutowinst 20% is van zijn inkoopprijs. De inkoopprijs is € 8,-. Bereken de nettoverkoopprijs.
1. Wat betekent de blauwe pijl?
2. Waarom staat deze er?
3. hoe komt het dat de nettoverkoopprijs 120% is?
Slide 15 - Slide
Een winkelier betaald inkoop € 7,- voor zijn product. Hij wil een brutowinst maken van 20% van de inkoopprijs. Bereken de nettoverkoopprijs.
Slide 16 - Open question
Uitwerking
1. de brutowinst is 20% van de verkoopprijs. Waar je het percentage van pakt is automatisch 100%. Dus: €7,00 is 100%. 7 : 100 = 0,07.
2. Je wilt weten hoeveel 20% is. --> 0,07 x 20 = €1, 40
3. De netto verkoopprijs is dan € 7,00 + € 1,40 = €8,40
Slide 17 - Slide
Een winkelier hanteert een brutowinst van 25% van de inkoopprijs. De inkoopprijs is € 16,-. Hoeveel bedraagt de brutowinst?
A
€ 20,-
B
€ 4,-
Slide 18 - Quiz
Aan de slag!
Maak hoofdstuk 4 van de reader (vanaf bladzijde 7).
Tip: Gebruik het rijtje!
timer
20:00
Slide 19 - Slide
Evaluatie
Lesdoelen:
Wat de brutowinst is
Hoe je brutowinst van de inkoopprijs berekent
Hoe je van inkoopprijs naar netto-verkoopprijs rekent