4H thema 1 Inleiding in de biologie herhaling

Inleiding in de biologie
4 Havo
Thema 1
Herhaling
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Inleiding in de biologie
4 Havo
Thema 1
Herhaling

Slide 1 - Slide

BS 1 wat is biologie
organismen
levensverschijnselen
levensloop vs. levenscyclus
natuurwetenschappen
organisatieniveau's
emergente eigenschap

Slide 2 - Slide

Bij welke organismen komt het levenskenmerk uitscheiden voor?
A
Bij alle organismen
B
Alleen bij dieren
C
Alleen bij planten
D
Alleen bij bacteriën

Slide 3 - Quiz

Wat is een juist voorbeeld van een populatie?
A
Een hond in een gezin
B
Alle vissen in de vijver
C
Alle eiken in een bos
D
Alle vlinders in een tuin

Slide 4 - Quiz

Wat is een juist voorbeeld van een emergente eigenschap van populaties?
A
sociale interactie
B
lopen
C
voedsel zoeken
D
vliegen

Slide 5 - Quiz

Organisatieniveaus

Slide 6 - Slide

Emergente eigenschap
Een eigenschap die in het niveau eerder er nog niet was.

Voorbeeld: een emergente eigenschap van het organisme is voortplanten omdat organen zichzelf niet kunnen voortplanten.

Slide 7 - Slide

BS 2 organen,weefsels en cellen
orgaanstelsels bestaan uit organen
organen bestaan uit weefsels
weefsels bestaan uit cellen
tussencelstof
cellen bestaan uit organellen
vorm-functie

Slide 8 - Slide

Hiernaast zie een doorsnede van een mens op borsthoogte. Welk orgaan is met M aangegeven?
A
Hart
B
Long
C
Lever
D
Maag

Slide 9 - Quiz

Welk celorganel bij planten bestaat uit tussencelstof?
A
celwanden
B
plastiden
C
vacuolen
D
niets

Slide 10 - Quiz

Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Tussencelstof
Type tussencelstof en functie afhankelijk van type weefsel:

- celwand --> stevigheid cel
- botweefsel --> stevigheid orgaan
- kraakbeenweefsel --> flexibel

Slide 12 - Slide

BS 3 plantaardige en dierlijke cellen
Verschil dierlijke en plantaardig cellen
Lichtmicroscoop
Elektronenmicroscoop

Slide 13 - Slide

Onderdelen in een cel zijn:
1) ribosomen, 2) leukoplast, 3) celwand, 4) grote vacuolen
Welke onderdelen komen alleen voor in plantaardige cellen?
A
Alleen 2 en 3
B
1, 2, 3 en 4
C
Alleen 2, 3 en 4
D
Alleen 3

Slide 14 - Quiz

Als appels rijp worden, verandert de schil van kleur.
Welke verandering in de plastiden is hiervan de oorzaak?
A
bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
C
kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
D
zetmeelkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels.

Slide 15 - Quiz

Waar is de kans het kleinst dat je chloroplasten tegenkomt in een plant?
A
De bladeren
B
De stengel
C
De vrucht
D
De wortels

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

BS 4 celorganellen
Eiwitsynthese
Celkern
Endoplasmatisch reticulum
Ribosomen
Golgisysteem
Lysosomen
Mitochondriën
Chloroplasten
(Cel)membranen
Cytoplasma

Slide 18 - Slide

Waar vindt verbranding plaats?
A
In onderdeel B
B
In onderdeel E
C
In onderdeel F
D
In onderdeel B, E en F

Slide 19 - Quiz

Welke twee organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese?
A
Ribosomen en Celmembraan
B
Ribosomen en chloroplasten
C
Glad endoplasmatisch reticulum en golgisysteem
D
Ribosomen en golgisysteem

Slide 20 - Quiz

In cellen van de dunne darm vindt veel actief transport plaats. Welke celorganellen zijn nodig in cellen waar veel actief transport plaatsvindt?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
endoplasmatisch reticulum

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Celkern
  • Kernmembraan
  • Kernplasma
  • Kernporiën
  • Chromosomen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Golgi Systeem

Slide 27 - Slide

BS 5 transport door membranen
Diffusie en diffusiesnelheid
Osmose
Osmotische waarde en osmotische druk
(Semi)permeabel membraan
Hyper-, iso-, hypotoon
Turgor en plasmolyse
Actief vs. passief transport
Porie-eiwitten en transporteiwitten
ATP
Endocytose en exocytose

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

turgescente cel
cel verkeert in grensplasmolyse
geplasmolyseerde cel

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

BS 6 natuurwetenschappelijk onderzoek
Beschrijvend vs. hypothesetoetsend onderzoek vs. ontwerpend onderzoek
Waarneming
Onderzoeksvraag/probleemstelling
Hypothese
Materiaal en methode
Resultaten
Conclusie
Discussie

Slide 37 - Slide

Wat schrijf je in je conclusie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Alle resultaten die uit je onderzoek naar voren zijn gekomen
B
Antwoord op je onderzoeksvraag
C
Je hypothese
D
Wat je beter had kunnen doen tijdens je onderzoek

Slide 38 - Quiz

Jet doet onderzoek naar het ontkiemen van zaden bij oplopende temperaturen. Hiervoor doorloopt ze de volgende stappen: 1. Concluderen dat zaden sneller ontkiemen als het warm is, 2. Een onderzoeksvraag bedenken, 3. Tellen hoeveel zaden zijn ontkiemt, 4. zes schaaltjes met nat papier bekleden, in elke bak 20 zaden leggen en de bakken in elk een stoof met verschillende temperaturen leggen. 5. Bedenken wat het antwoord op de onderzoeksvraag zou kunnen zijn. 6. Kritisch terugkijken op haar onderzoek.
Wat is de juiste volgorde van deze stappen?
A
2-4-3-6-5-1
B
2-5-6-3-4-1
C
2-5-4-3-1-6
D
2-4-3-5-1-6

Slide 39 - Quiz

Hoe bereid je je voor?
  1. Lees de tekst een keer goed door
  2. Leer de begrippen
  3. Verbind de begrippen (voorbeeld: wat is het verband tussen het celmembraan en diffusie)
  4. Maak oefenvragen (oefentoets)
  5. Maak examenvragen (probeer de stof uit je hoofd te halen en zoek anders informatie op in je boek) --> biologiepagina!

Slide 40 - Slide