Engels unit 1 herhalingsles

Engels unit 1 herhalingsles
We will repeat the words en sentences from unit 1.
We herhalen de woorden en zinnen van unit 1.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsBasisschoolGroep 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels unit 1 herhalingsles
We will repeat the words en sentences from unit 1.
We herhalen de woorden en zinnen van unit 1.

Slide 1 - Slide

Afspraken voor deze les:
Afspraken:
- Heb je een vraag of wil je iets zeggen? Steek je vinger op.
- Je werkt alleen. Het is een les om te kijken wat je nog hebt onthouden. 
- Tussen de opdrachten door, zijn we rustig. Dat is voor iedereen het fijnste :) 
- Let goed op Lotte: stil = stil

Slide 2 - Slide

Welke Engelse
woorden ken je nog/al?
(de spelling maakt niet uit!)

Slide 3 - Mind map

Wat is het Engelse woord voor:
meisje
A
boy
B
flower
C
girl
D
mum

Slide 4 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor:
schaap
A
goat
B
chicken
C
horse
D
sheep

Slide 5 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor:
tellen
A
to live
B
to count
C
to run
D
to tilt

Slide 6 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor:
vrouw
A
woman
B
man
C
girl
D
boy

Slide 7 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor:
meester/juf
A
dad
B
master
C
money
D
teacher

Slide 8 - Quiz

Welk Engels woord past op de puntjes in de zin:
I am walking on the ......
(Ik loop op de ...)
A
country
B
street
C
letter
D
money

Slide 9 - Quiz

Welk Engels woord past op de puntjes in de zin:
I am writing a .....
(Ik schrijf een ...)
A
Turkey
B
world
C
letter
D
teacher

Slide 10 - Quiz

Sleep het Engelse woord naar het juiste cijfer:
12
15
14
17
19
18
11
13
16
20
seventeen
fourteen
fifteen
nineteen
twelve
eightteen
twenty
eleven
thirteen
sixteen

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Zet de woorden in de goede zinnen.
1. I like ..................  my money.

2. You need .................... to buy things.

3. One million is a very big .....................

4. The Netherlands is a small ......................

5. The ................... is a very big place.
number
to count
money
world
country

Slide 14 - Drag question

Vul de telrij aan:
two, three, four, ......
A
six
B
five
C
ten
D
eight

Slide 15 - Quiz

Zet de woorden in de goede zinnen.
1. I call my father ....................

2. I call my mother ....................

3. Teacher Sanne has a ................... now.

4. Excuse me, what is your .....................?

5. The ..................... is in front of the class.
child
dad
mum
teacher
name

Slide 16 - Drag question

Vul de telrij aan:
four, five, six, .......
A
seven
B
ten
C
two
D
nine

Slide 17 - Quiz

Vul de telrij aan:
ten, eleven, .......
A
thirteen
B
fifteen
C
twelve
D
nineteen

Slide 18 - Quiz

Wie durft een gesprekje hardop te doen?
Ja, ik!
Nee, liever niet

Slide 19 - Poll

Hoe vond je deze Engelse les?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 20 - Poll

You did it!!!
You did an amazing job!
Give yourself a round applause!

Slide 21 - Slide