Schrijf de werkwoorden in je schrift. Gebruik de goede vorm
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
1. Kijken
Hij ………….naar een slechte serie.
Heeft hij weleens in zijn agenda ………….?
2. Gebeuren
Het …………….. vaak dat hij een afspraak vergeet.
Ik baal ervan; het is weer niet ……………..
3. Herkennen
Zij ……………. niemand als het donker is.
Zij heeft mij niet ……………… toen ze langsliep.
4. Worden
Ik ............... snel boos op docenten.
Hij ………… volgende week 16 jaar .
Zij …………..vorige week 16.
Hij is deze week 16 jaar ……………...
Startopdracht:
Schrijf de werkwoorden in je schrift. Gebruik de goede vorm
Slide 1 - Slide
Programma 60 minuten
Startopdracht
Bus 41 lezen met elkaar
Lesdoel
Instructie en aantekening
Toepassen
Check-out (evt startopdracht)
5 minuten
15 minuten
5 minuten
5 minuten
15 minuten
5 minuten
Slide 2 - Slide
Aan het einde van de les;
-
- Heb je (mee)gelezen in Bus 41 en zo je woordenschat vergroot.
- Weet je welk stappenplan je kunt gebruiken bij het schrijven van een werkwoord.
Slide 3 - Slide
lekker lezen
Met elkaar lezen we het het verhaal van Michiel van Egmond verder.
Slide 4 - Slide
Periode 1
Schrijfvaardigheid:
Zakelijke Email
Artikel
Werkwoordspelling
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Waar ga jij vandaag mee aan de slag?
Ik wil doe mee met de instructie
Ik maak de starttoets in Blink en daarna de oefeningen
Ik kan meteen aan het werk met de oefeningen
Ik heb mijn zakelijke e-mail nog niet ingeleverd en ga dat regelen.
Slide 7 - Poll
Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden.
Instructie en aantekeningen
Slide 8 - Slide
Check-In Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃
Slide 9 - Poll
Werkwoordspelling
Slide 10 - Slide
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:
1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen
Ik loop naar school.
Loop ik naar school?
Ik liep naar school.
Wij liepen naar school.
Slide 11 - Slide
Persoonsvorm Tegenwoordige tijd
Ik - (stam-werkwoord): Ik loop - ik word Jij/hij/zij/u - (stam+t): Hij loopt - jij wordt
Wij/zij (het infinitief -hele werkwoord): Wij lopen - zij worden
Slide 12 - Slide
Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna wordt misschien fotomodel .
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.
Het zijn allemaal persoonsvormen in de tt, dus ze eindigen met een -t.
Slide 13 - Slide
Versturen: De oude man ..................de brief.
Slide 14 - Open question
begeleiden: Hij .........................de jongen naar de uitgang.
Slide 15 - Open question
branden: Zij ....................zich aan het vuur.
Slide 16 - Open question
De verleden tijd van sterke werkwoorden
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
beginnen Ik......................enthousiast aan klas 4.
Slide 19 - Open question
gaan Wij......................afgelopen weekend naar Walibi.
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 22 - Quiz
Verhuizen Vorig jaar .................ik naar Groningen.
Slide 23 - Open question
antwoorden Hij ......................niet toen de docent iets vroeg.
Slide 24 - Open question
Voltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat iets voltooid (klaar/af) is. Op de basisschool heb je waarschijnlijk geleerd dat deze werkwoordsvorm vaak begint met ge-, be- en ver- of ont-.
Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:
Slide 25 - Slide
Voorbeelden voltooid deelwoord:
Ik heb gelachen.
Wij hebben een mooi feestje gevierd.
Nadal heeft de wedstrijd gewonnen.
Die professor heeft dat goed bedacht.
Mijn moeder is haar trouwring verloren.
Slide 26 - Slide
Even checken!
1. Wat is het voltooid deelwoord van "rennen"?
2. Wat is het voltooid deelwoord van "stoppen"?
3. Wat is het voltooid deelwoord van "ontdekken"?
4. Wat is het voltooid deelwoord van "herhalen"?
Slide 27 - Slide
Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 28 - Quiz
opbranden: Het hout is ................................
Slide 29 - Open question
belazeren: Hij heeft de boel.................................
Slide 30 - Open question
Mijn vriend heeft me vanmorgen thuis opgehaald en hij heeft mij naar school gebracht.
Wat is in deze zin een voltooid deelwoord?
Grammatica
Slide 31 - Open question
Check-In Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃
Slide 32 - Poll
Toepassen
Slide 33 - Slide
Wat?
App werkwoordspellen, maak de oefeningen die klaar staan voor jou.
Hoe?
Focus!
Hulp
Vraag? Steek je vinger op.
Tijd
10 minuten
Opdracht
timer
10:00
Programma
Toepassen
Check-out
Slide 34 - Slide
Welke emotie past bij jouw werkhouding?
😒🙁😐🙂😃
Slide 35 - Poll
- Weet je welk stappenplan je kunt gebruiken bij het schrijven van een werkwoord.
Aan het einde van de les;
Slide 36 - Slide
Doelen deze les
Snap je alle regels? Is het weer duidelijk?
Uitleg duidelijk? Wat kan ik beter doen om jullie te helpen?