Par. 1: Rusland en de Sovjet-Unie!

PSG - AG Gaudi
klas: 3
vak: gs
onderwerp: Rusland
paragraaf: 1
1 / 52
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

PSG - AG Gaudi
klas: 3
vak: gs
onderwerp: Rusland
paragraaf: 1

Slide 1 - Slide


Welkom

Leerlingen van 

klas 3

Slide 2 - Slide



We werken in de bovenbouw met een PTA

Slide 3 - Slide

Vandaag starten


we met

Tijdvak 10

Slide 4 - Slide

Rusland of de Sovjet-Unie!

Slide 5 - Slide

Je mag alleen maken... 

de intro-vragen van het uitgedeelde boekje!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Het Kremlin.

Slide 9 - Slide

Matroesjka´s

Slide 10 - Slide

Taiga!

Slide 11 - Slide

Sneeuwlandschap!

Slide 12 - Slide

De leider: Poetin!

Slide 13 - Slide

Russische klederdracht!

Slide 14 - Slide


Paragraaf 1:

veranderingen in de 19e eeuw!

Slide 15 - Slide

Hoofdvraag:
Welke grote veranderingen vonden plaats in de 19e eeuw?




Lezen per alinea
belangrijke woorden onderstrepen
in enkele zin(nen) kern van de paragraaf opschrijven

Slide 16 - Slide

Doen:
Lees de eerste drie alinea's 
en beantwoord de volgende vragen

Slide 17 - Slide

Waar of niet waar:
Door de democratische revolutie kregen de liberalen de macht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Welke maatschappelijke verandering vond er plaats door de industriele revolutie?

Slide 19 - Open question

Wat betekent het begrip
Liberalisme?

Slide 20 - Open question

hoe gaan we verder?
denk je dat je de tekst goed begrijpt...
dan mag je zelfstandig verder met lessonup en het boekje

vind je het lastig ...
kom dan vooraan in de klas om het samen te maken.

Slide 21 - Slide

1: De Industrialisatie begint!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

De industrialisatie

 
leidde tot een tweedeling in de maatschappij!

Slide 24 - Slide

Arme arbeiders!
rijke ondernemers!

Slide 25 - Slide

Doen
1. onderstreep in de tekst de belangrijkste woorden
2. schrijf per alinea in enkele zin(nen) 
op waar de tekst over gaat.

Slide 26 - Slide

2+3: 1848 revolutiejaar
in Europese landen kwamen opstanden waarbij het volk meer macht eiste.

gevolg: 
liberalen kregen in Nederland de macht

Slide 27 - Slide

De rijke 
ondernemers waren voorstander van het liberalisme!

want..
weinig regels en wetten is in hun eigen voordeel 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Doen
1. onderstreep in de tekst de belangrijkste woorden
2. schrijf per alinea in enkele zin(nen) 
op waar de tekst over gaat.

Slide 30 - Slide

4: Maar

tegelijkertijd verschijnt er een boek van 

Karl Marx

Slide 31 - Slide

De arbeidersklasse
werd enorm uitgebuit en had het slecht!
en het verschil tussen arm en rijk werd steeds groter

Slide 32 - Slide

Volgens 

Marx zullen arbeiders het niet langer pikken!

Slide 33 - Slide

Er zal een 


revolutie komen en dan wordt alles gelijk!

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

De theorie van Karl Marx 
(Marxisme)
leidt tot twee verschillende politieke stromingen 



Socialisme             &          Communisme

Wat is het verschil?

Slide 36 - Slide

De Socialisten 
sociaal = 
samenwerken

door regels en wetten minder ongelijkheid

kan door een parlement
De Communisten commune=
eenheid

iedereen is gelijk aan elkaar


kan door een revolutie
en dat gebeurde in Rusland!

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Doen
1. onderstreep in de tekst de belangrijkste woorden
2. schrijf per alinea in enkele zin(nen) 
op waar de tekst over gaat.

Slide 39 - Slide

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 40 - Quiz

De Industrialisatie begon in de
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 41 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 42 - Quiz

Een oorzaak van de industrialisatie was dorpen en kleine stadjes uitgroeiden tot grote steden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

Wat is belangrijk voor liberalen?
A
gelijkheid
B
broederschap
C
vrijheid
D
geloof

Slide 44 - Quiz

Liberalisme draait vooral om:
A
veligheid
B
vrijheid
C
religie
D
gelijkwaardigheid

Slide 45 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van het Liberalisme?
A
Persoonlijke vrijheid
B
Weinig regels voor de economie
C
Actieve rol van de overheid
D
Passieve rol van de overheid

Slide 46 - Quiz

Wie is dit?
A
Karl Marx
B
Vladimir Lenin
C
Nicolaas II
D
Josef Stalin

Slide 47 - Quiz

Welk van de volgende begrippen is geen ideologie?
A
kapitalisme
B
communisme
C
Dictaturisme
D
socialisme

Slide 48 - Quiz

Welke stroming komt op voor persoonlijk- en economische vrijheid?
A
communisme
B
liberalisme
C
katholisme
D
Hindoeisme

Slide 49 - Quiz

Waar hoort het volgende kenmerk bij
Iedereen is gelijk
A
Communisme
B
Fascisme

Slide 50 - Quiz

Wat hoort NIET bij het communisme?
A
Alles is in bezit van de staat/overheid
B
Bezit en rijkdom worden verdeeld over iedereen
C
Protesteren en demonstreren
D
Sommige hoge mensen krijgen net iets meer dan gewone mensen

Slide 51 - Quiz

Einde van deze paragraaf!

Slide 52 - Slide