Thema 4 Ordening basisstof 4 Planten en dieren

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Thema 4 Ordening basisstof 4 Planten en dieren

 herhalen leerdoelen

Basisstof 3 : bacteriën en schimmels

4.3.1 Je kunt de kenmerken van bacteriën noemen.

4.3.2 Je kunt de kenmerken van schimmels noemen.

4.3.3 Je kunt beschrijven hoe bacteriën en schimmels nuttig zijn voor de mens en de natuur. (SE)

4.3.4 Je kunt beschrijven hoe bacteriën en schimmels schadelijk kunnen zijn voor mensen. (SE)

leerdoelen

Basisstof 4: Planten en Dieren

4.4.1 Je kunt planten indelen door te kijken naar de bouw en de manier van voortplanten.

4.4.2 Je kunt dieren indelen door te kijken naar de symmetrie en het skelet.

plantenrijk

In rijken kunnen veel organismes leven en kan het soms handig zijn om ze dan verder te ordenen in groepen.

We hebben het rijk Planten met de 3 groepen wieren, algen en zaadplanten.

Maar...

vaten

Binnen het plantenrijk en de groepen kunnen we nog 1 onderscheid maken namelijk bij de meercellige planten ...

wel of geen vaten?

Bijna alle planten hebben vaten behalve de mossen.

Hoe te orderen?

We kijken naar orgaan onderdelen van planten.

Wortels

Stengels

Bladeren

Maar ook naar de manier van voortplanten. 

Met zaden

Met sporen

wieren

Wieren kunnen eencellig zijn of meercellig. 

(we kunnen ze ook algen noemen)

Ze hebben geen wortels, stengels en bladeren.

eencellige wieren planten zich voort met delen

Meercellige wieren planten zich voort doormiddel van sporen.

Denk aan : boomalg en zeesla

boomalg (eencellig)

zeesla (meercellig)

sporenplanten

sporenplanten hebben wortels, stengels en bladeren.

Ze planten zich voort met sporen.

Bekende sporenplanten zijn mossen en varens.

sporenplanten : mossen

De sporen van mossen ontstaan in sporendoosjes die op steeltjes boven de mosplanten uitsteken.

Ze hebben geen vaten en behoren tot de mossen

sporenplanten : varens

De sporen van varens ontstaan in sporenhoopjes. Deze zitten aan de onderkant van de bladeren.

Ze hebben vaten dus horen bij de vaatplanten

sporenplanten : paardenstaart

Hebben wortels, stengels en bladeren.

Stengels zijn hol en geleed (in stukjes).

Ze planten zich voort doormiddel van sporen.

mossen

varens

zaadplanten

Zaadplanten hebben wortels, bladeren, stengels en zaden.

Ze planten zich voort doormiddel van zaden.

We kunnen de groep zaadplanten verder indelen in bedektzadige en naaktzadigen.

bedektzadige planten

Bedektzadige planten vormen bloemen. De zaden liggen in vruchten.

ze hebben dus bloemen

naaktzadige planten

Bij naaktzadige planten liggen de zaden onbedekt (‘naakt’) tussen de schubben van een kegel.

Ze hebben dus kegels.

Symmetrie

tweezijdige-veelzijdig-niet symmetrisch

Skelet

uitwendig-inwendig-geen skelet

sponsdieren

• bestaan uit meerdere cellen

• uitwendig skelet

• leven in het water

neteldieren

• bestaan uit meerdere cellen

• meestal geen skelet

• leven in het water

• vangen hun prooi met tentakels (vangarmen)

wormen

• bestaan uit meerdere cellen

• meestal geen skelet

• leven in het water en op het land

weekdieren

• bestaan uit meerdere cellen

• soms een uitwendig skelet (een huisje of schelp), soms een inwendig skelet, soms geen skelet

• meestal geen skelet

• leven in het water en op het land

geleedpotigen

• bestaan uit meerdere cellen

• het skelet is een pantser

• leven in het water en op het land

stekelhuidigen

• bestaan uit meerdere cellen

 

• inwendig skelet

• leven in het water

gewervelden

• bestaan uit meerdere cellen

• inwendig skelet

• leven in het water en op het land

Huiswerk

Opdracht 1 t/m 3 in je boek (blz 269)

en

opdracht 5 t/m 9 in je schrift (blz 271-273)