This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Test klas 1 havo/vwo H4 Natuurrampen
Benodigdheden:
- potloden /stiften (liefst met verschillende kleurtjes)
Slide 1 - Slide
(T1) Iemand doet twee uitspraken:
I Nederland ligt bij een plaatrand, daarom zijn er veel aardbevingen. II Nederland en Japan liggen op dezelfde plaat
A
I en II zijn beide goed.
B
I en II zijn beide fout.
C
C I is goed en II is fout.
Slide 2 - Quiz
(T1) Kies het juiste woord. A De bewegingen van de platen worden aangedreven door de convectiestromen in de korst / mantel. B Troggen ontstaan door divergentie / subductie.
Slide 3 - Open question
(T1) Bekijk figuur 2. A (1 pt) Bij welke plaatbeweging in de figuur verwacht je een tsunami? Noteer het nummer uit de figuur. B (2 pt) Waarom juist bij die beweging?
Slide 4 - Open question
(R) Bekijk de afbeelding
Welke woorden horen bij de cijfers 1 en 2?
Slide 5 - Open question
(T2) Bekijk figuur 1. Met de cijfers 1 tot en met 5 is een aantal verschijnselen aangegeven. Met behulp van pijlen kun je hiervan een oorzaak-gevolgketen maken. Zet de cijfers in de juiste volgorde, van links naar rechts.
Slide 6 - Open question
Wat is het verschil tussen lava en magma?
Slide 7 - Open question
(R) Welke uitspraak is juist?
A
A Het hypocentrum is de plaats op het aardoppervlak waar de aardbeving begint.
B
De gemiddelde snelheid van een tsunami in volle zee kan oplopen tot 80 km per uur.
C
Als je op volle zee op een groot schip vaart, merk je heel weinig van een tsunami.
Slide 8 - Quiz
Hoe ontstaat een tsunami? Leg zowel de oorzaak en het gevolg uit.
Slide 9 - Open question
(R)Noteer het juiste begrip bij de beschrijving:
Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 kilometer onder de oceanen en 35 kilometer onder de continenten.
Slide 10 - Open question
(R) Welke drie soorten vulkanen zijn er?
Slide 11 - Open question
(T1) In de afbeelding staan zes situaties die met rampen te maken hebben. Noteer per situatie of het gaat om een arm of een rijk land. (1= 2= etc)
Slide 12 - Open question
Tekenvraag 2 Maak een tekening van hoe een vulkaan ontstaat en hoe deze eruit ziet.Verwerk in de tekening de volgende begrippen (schrijf deze begrippen ook op de juiste plaats op je tekening). Dit hoeft niet erg uitgebreid, als het maar duidelijk zichtbaar en leesbaar is. De tekening lever je in bij Job
Slide 13 - Open question
(I) Wat is geen voordeel van een vulkaan?
A
Vruchtbare grond
B
Toerisme
C
Pyroclastische stroom
D
Warm water
Slide 14 - Quiz
(R + T!) Bekijk het plaatje
A (R, 1 punt) Welke natuurramp heeft hier plaatsgevonden?
B (T1, 1 punt) Hoe hoog is de golf bij Japan ongeveer geworden?
(A=, B=)
Slide 15 - Open question
(R)Welk begrip hoort er bij de volgende omschrijving?
"Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven."