debatteren - week 2

debatteren 
week 2 - les 1
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

debatteren 
week 2 - les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

vandaag:
- Bekijken e-mails vorige les + feedback geven
- algemene feedback van mij
- e-mail herschrijven 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

doelen:
Je weet wat er goed gaat bij het schrijven van een e-mail.
Je weet wat er beter kan.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bekijken e-mails vorige les + feedback geven
met wie? in je groepje
hoelang? 20 - 25 minuten
hulp? aan elkaar/aan mij
wat? Lees de e-mail. Geef feedback: lengte, alinea's, zinnen, woorden, grammatica, hoofdletters, interpunctie
daarna? feedback delen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

algemene feedback van mij
*is gebeurt/gescheurt/gebelt/vont            * 1 July
reizen versus rijzen                  * rijen versus rijden
* familie willen                                * vliegte                *onze/onze
* omdat het kind was leuk         * Op vakantie, at ze veel.
* een lueke tijd                                * s'morgen
* ze heeft gespelen               * klijne dorp
* ze word                                       * u/uw

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

e-mail herschrijven
met wie? in je tweetal
hoelang? rest van de les
hulp? aan elkaar/aan mij
wat? Gebruik de feedback die je hebt gekregen + de feedback van mij. Herschrijf de e-mail. Dit doe je ook op papier. 
daarna? Je stopt de mail in je mapje.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

debatteren 
week 2 - les 2

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

vandaag:
uitleg debat + opdrachten

Belangrijk vandaag: maak aantekeningen in je schrift.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

doelen:
Je weet hoe een argumentatie is opgebouwd.
Je weet wat een stelling, argument en subargument is.
Je kunt zelf een argumentatie maken.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is debatteren?
Bij debatteren gaat om het zo overtuigend mogelijk verdedigen of aanvallen van een stelling.
Argumenteren en presenteren spelen hierbij een belangrijke rol.
Dit gebeurt volgens vooraf vastgestelde regels.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

feiten....
Een feit:
kun je controleren
kun je bewijzen
is concreet
kun je niet weerleggen
bv. Roken is slecht voor je gezondheid.
Over een feit kun je niet van mening verschillen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

& meningen
is persoonlijk, van jou
kun je ondersteunen met argumenten: Ik vind dit, want….
bv. Een bezoek aan een museum is boeiend, want je leert er altijd wat van.
Je kunt met elkaar van mening verschillen. Ook kun je van mening veranderen, zeker wanneer je gesprekspartner met goede argumenten komt.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Een standpunt geeft je mening weer.
Een argument legt uit waarom je die mening hebt, wat de reden is van dat standpunt.
Een argument kan onderbouwd worden met een subargument. Subargument noem je dus ook wel een onderbouwing.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

belangrijk:
Tussen een standpunt en een argument kun je altijd ‘want’ zetten.

bv. Het openbaar vervoer moet goedkoper, want daardoor gaan minder mensen met de auto naar hun werk en dat is beter voor het milieu.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

bijvoorbeeld..
Stelling: Leerlingen moeten later beginnen op school.

argument: (want) ze zullen dan beter presteren.
subargument: (want) ze zijn dan beter uitgerust.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

opdracht
Bedenk een argument + een subargument bij de stelling;



Mensen moeten geen vlees meer eten.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

bijvoorbeeld...
stelling: Ik wil op vakantie naar Rome.
Argument 1: We zijn er al lang niet meer geweest.
subargument: Mijn ouders wilden niet naar Italië.
Argument 2: Je kunt er lekker eten.
subargument: Ze hebben er een diverse keuken.
Argument 3: Je kunt er veel bekijken.
subargument: Er zijn veel monumenten en mooie pleintjes.

Slide 20 - Slide

Subargument = antwoord op: hoezo?
opdracht
Maak een argumentatieschema met minimaal 3 argumenten + subargumenten bij de stelling:


De Efteling is het leukste pretpark van Nederland

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

debatteren 
week 2 - les 3

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

vandaag:
Kort herhalen vorige les
uitleg + korte oefening tegenargument
uitleg + korte oefening weerlegging
(oefening + bespreken)


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

doelen:
Je kunt een argument en een subargument bedenken bij een stelling.
Je weet wat een tegenargument is.
Je kunt tegenargumenten bedenken bij een stelling.
Je weet wat een weerlegging is.
Je kunt een weerlegging bedenken bij een tegenargument.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

kort herhalen vorige les - 5 minuten
Stelling: Alle mobiele telefoons moeten  één dag per week verplicht uit.
Argument 1:  
subargument:  
Argument 2: 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Stelling: Alle mobiele telefoons moeten één dag per week verplicht uit.
Argument 1: Dat is goed voor onze mentale gezondheid.
subargument: Volgens onderzoek van het Health Coach Program bestaat er "een verband tussen overmatig gebruik en depressie, angst en stress." (bron)
Argument 2: Mensen gaan dan meer met elkaar praten. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Uitleg tegenargument
Stelling: Mevr. Van der Linden moet een geit kopen voor in de tuin.
Argument: Geitjes maken haar blij.
tegenargument: Een geitje is niet fijn voor haar omgeving.
subargument:  Een geitje stinkt.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

korte oefening tegenargument

Stelling: Opgroeien in de stad is beter dan op het platteland.
Argument voor:
subargument(en):
Argument tegen:


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Stelling: Opgroeien in de stad is beter dan op het platteland.
Argument voor: Kinderen kunnen in de stad zelfstandiger zijn.
subargument 1: Kinderen kunnen zelf veel met het ov doen.
subargument 1a: Het ov in de stad is beter.
subargument 2: Kinderen kunnen zichzelf goed vermaken.
subargument 2a: In de stad is meer te doen.
Argument tegen: Op het platteland is meer frisse lucht dan in de stad


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

uitleg weerlegging
Maar: als je iemand wilt overtuigen en iemand geeft een tegenargument, dan wil je dat natuurlijk ontkrachten.

Weerlegging = aanval van een tegenargument dat gegeven wordt. Hiermee laat je zien dat het tegenargument niet klopt.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

voorbeeldje:
Stelling: Mevr. Van der Linden moet een geit kopen voor in de tuin.
Argument voor: Geitjes maken haar blij.
tegenargument: Een geitje is niet fijn voor haar omgeving.
weerlegging: Hoewel niet alle buren blij zouden zijn met een geitje in de tuin, zijn de buren van mevr. Van der Linden dol op dieren. Zij zullen een geitje in de buurt dus leuk vinden.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

korte oefening weerlegging
Stelling: Jongeren vanaf 16 jaar moeten stemrecht hebben in Nederland.
argument voor: Het is goed om jongeren al op jongere leeftijd te betrekken bij de politiek.
subargument: Jongeren vaak hebben goede ideeën over de samenleving.
argument tegen: Jongeren gaan toch niet stemmen.

Slide 33 - Slide

Leerlingen gaan op internet op zoek naar een weerlegging van het tegenargument.

https://www.uva.nl/shared-content/faculteiten/nl/faculteit-der-maatschappij-en-gedragswetenschappen/nieuws/2021/01/verkiezingen--waarom-al-stemmen-op-je-16e-veel-beter-is.html?cb
snelle check:
stelling/standpunt?
argument?
tegenargument?
subargument?
weerlegging?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

oefening 
We gaan nu alles combineren. Werk in groepjes. Kies een stelling van de volgende slide. Je mag internet gebruiken!
Bedenk:
- twee argumenten voor (ondersteun met minstens één sub)
- één argument tegen
- een weerlegging van dat tegenargument
uitdaging: kun je er een klein tekstje van maken?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Kies er één:
1) Nederland moet een stemplicht invoeren.
2) Het photoshoppen van beroemdheden en influencers moet verboden worden.
3) Het accentloos Nederlands spreken moet meetellen in het eindcijfer op rapporten.
4) Kinderen moeten in hun jeugd verplicht een instrument leren bespelen.


Slide 36 - Slide

This item has no instructions