V6 afweer

 afweer
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 afweer

Slide 1 - Slide

Doelen eindexamen afweer
  1. Je kent het verschil tussen aangeboren en verworven immuniteit met voorbeelden ervan.
  2. Je kunt de functie van de huid en slijmvliezen in de afweer uitleggen als onderdeel van de niet-specifieke afweer.
  3. Je kunt de processen beschrijven waarmee het immuunsysteem onderscheid maakt tussen lichaamseigen cellen en pathogenen.
  4. Je kunt uitleggen wat specifieke afweer is en hoe T-lymfocyten en B-lymfocyten hierin functioneren.
  5. Je kunt de werking en het belang van immunoglobulinen (antistoffen) beschrijven.
  6. Je begrijpt het proces van immuniteit en kunt uitleggen hoe geheugencellen ziekteverwekkers herkennen en een snelle respons geven bij een tweede blootstelling.
  7. Je bent in staat het principe van vaccinatie en de rol ervan in immuniteit te verklaren.

Slide 2 - Slide

Externe afweer
Mechanische afweer:
  • huid (pigmentproductie door melanocyten in kiemlaag, UV)
  • slijmvliezen
Chemische afweer:
  • zoutzuur maagsap,
  • pH huid

Slide 3 - Slide

Huid
  • Hoornlaag beschermt tegen beschadiging, uitdroging, infectie
  • Kiemlaag levende epitheelcellen en melanocyten (UV)
  • Talgklieren in haarzakjes produceren talg, houdt hoornlaag soepel.
  • Lederhuid bindweefsel, zintuigcellen, uitlopers zenuwcellen, haarspiertjes, bloedvaten, zweetklieren
  • Onderhuids bindweefsel met vetcellen

Slide 4 - Slide

Slijmvliezen: mechanisch
De bekleding van organen (spijsverteringskanaal, urinewegen, longen enz) bestaat uit slijmvliezen: dekweefsel met slijmbekercellen.
Slijmbekercellen produceren
slijm, vaak met anti-bacteriele 
stoffen.
Chemische afweer.

Slide 5 - Slide

Aangeboren afweer: niet specifiek
Niet specifiek, tegen alle ziekteverwekkers, snel.
Door fagocytose:
Granulocyten --> direct dood na fagocytose
Monocyten --> macrofaag leven langer(buiten bloedbaan) of dendritische cel (slijmvliezen huid)

Door perforeren:
Natural killer cellen --> doden  direct geinfecteerde cellen en kanker cellen, zonder activatie of APC herkenning

Slide 6 - Slide

Lichaamseigen
Elke eigen lichaamscel heeft ook eiwitten aan de buitenkant: lichaamseigen antigenen

Lichaamscellen
Lichaamseigen antigenen worden m.b.v. een MHC-I-molecuul (een soort vlaggenstok aan het celmembraan) gepresenteerd. 

Slide 7 - Slide

plasmaeiwitten die een rol spelen bij onstekingsreacties

Slide 8 - Slide

Granulocyten (BINAS 84I)
granulocyten hebben
een veelvormige, niet
ronde kern.




Bij ontdekking van een ziekteverwekker:
- Geven gifstoffen af die schadelijk zijn voor de ziekteverwekker
- Geven cytokinen af --> ontstekingsreactie

Slide 9 - Slide

histomine en cytokines
Histamine en cytokines werken samen bij ontstekings- en immuunreacties.


Histamine:
Wordt vrijgegeven door mestcellen bij weefselschade of allergie.
Veroorzaakt verwijden van bloedvaten en verhoogde doorlaatbaarheid.

Cytokines:
Werken als signaalstoffen tussen immuuncellen.
Kunnen ontstekingsreactie versterken of dempen.
Worden afgegeven door macrofagen, T helpercellen en B- lymfocyten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Macrofagen (monocyt uit bloedbaan)
Macrofagen richten op deeltjes en cellen die niet in het lichaam thuis horen (fagocytose). Met lysosomen verteren ze deze deeltjes/ cellen. 
Functie APC richting T- lymfocyten

 

Geldt voor:
Bacteriën, virussen, splinters, inkt, dode/ beschadigde cellen etc.

Slide 12 - Slide

Lichaamscellen
Alle lichaamscellen met een kern dragen het MHC-I molecuul op hun celmembraan. 
Dit zijn de functies:

  • Presentatie van eiwitfragmenten vanuit de cel aan cytotoxische T-cellen. (ik hoor erbij of niet)
  • Signalering van de gezondheidstoestand van cellen aan het immuunsysteem. (ik ben oke, of niet)
  • Herkenning via koppelingseiwit CD8

Hoor je er niet bij? Of ben je niet oke --> Attack cytotoxische T-cellen (verworven afweer)  en door NK- cellen (aangeboren afweer)

Slide 13 - Slide

Natural Killer cellen (NK-cellen)
Controleren de celmembranen van eigen lichaamscellen op afwijkende (lichaamsvreemde) eiwitten in het MHC-I molecuul:

- Doden virus-geïnfecteerde cellen
- Doden tumorcellen

Slide 14 - Slide

Natural killer cellen (NK-cellen)
scheiden perofine af (maakt celmembraan stuk)
Of zet cel aan tot apoptose (DNAse wordt actief, DNA wordt afgebroken)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

MHC-II en CD4, 
 MHC-I en CD8, 
zijn gerelateerd aan verschillende aspecten van de immuunrespons.
MHC-II-eiwitten:
Worden gevonden op specifieke immuuncellen, inclusief macrofagen en B-cellen.
Presenteren geëxternaliseerde antigenen aan T-helpercellen.
T-helpercellen binden via het CD4-koppelingseiwit aan MHC-II.
MHC-I-eiwitten:
Komen voor op bijna alle lichaamscellen met een kern.
Presenteren intracellulaire eiwitten, waaronder virale of eigen eiwitten, aan cytotoxische T-cellen.
Cytotoxische T-cellen herkennen MHC-I via het CD8-koppelingseiwit.

Slide 18 - Slide

Specifieke afweer, 
ook wel verworven of adaptieve immuniteit genoemd,
richt op bepaalde ziekteverwekkers. 
  • Het onthoudt eerdere infecties en reageert sterker bij herhaaldelijke blootstelling aan hetzelfde antigeen.

T-lymfocyten: cellulaire resprons

  • Cytotoxische T-cellen (CD8+) herkennen via MHC-I geïnfecteerde cellen en vernietigen deze.
  • T-helpercellen (CD4+) herkennen via MHC-II antigenen gepresenteerd door o.a. macrofagen, stimuleren andere immuuncellen door cytokinen af te geven.
  • T-geheugencellen zorgen voor een snelle respons bij tweede infectie met hetzelfde antigeen.

B-lymfocyten: humorale respons

  • Ontwikkelen zich tot plasmacellen die antistoffen produceren specifiek tegen de antigenen waarmee zij in contact zijn gekomen.
  • B-geheugencellen zorgen, net zoals T-geheugencellen, voor immunologisch geheugen.

Slide 19 - Slide

MHC2 voor specifieke afweer 
MHC1 voor lichaamseigen herkenning
Binas: 84 L1

Slide 20 - Slide

aanmaak B- en T-lymofcyten
B in beenmerg en follikels rijpen in lymfeknopen
T onstaat in beenmerg, ontwikkelt in thymus en opgeslagen lymfeknopen

beide hebben controle op lichaamseigen receptor anders vernietigd
Binas 84I

Slide 21 - Slide

lymfe
APC verplaatst zich naar het lymfevatenstelsel
lymfeknopen bezitten NK-cellen, B- en t-lymfocyten

lymfeknopen veel aanwezig in: liezen, oksels, keel, darmen, milt, neus- en keelamandelen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

T-lymfocyt activeert B-lymfocyt met de receptor voor het juist antistof

Slide 24 - Slide

Binas: 84L2

Slide 25 - Slide

allergische reactie

Slide 26 - Slide

immuun
je hebt het vermogen om deze ziekteverwekkers uit te schakelen voordat zij je ziek kunnen maken. 

cellulaire immuniteit:Je hebt tc-geheugencelllen en th-geheugencellen
humorale immuniteit: B-geheugencellen en antistoffen

Slide 27 - Slide

Immuniteit

Slide 28 - Slide

Wat gebeurt er als je ingeënt wordt?

Slide 29 - Slide

antigene zijn gemaakt van glycoproteïne en glycolipide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Naast A, AB, B en nul is er ook nog de rhesusfactor + of -
Rhesusfactor = extra type antigen
De antistoffen tegen Rhesus zitten normaal niet al in je bloed.
Pas na contact met Rhesus + ga je antistoffen maken

Slide 32 - Slide

                            Rhesus baby
Rhesus antistoffen kunnen door de placenta
AB antistoffen niet

Slide 33 - Slide

hla systeem: MHC2 (witte bloedcellen) en MHC1 (andere cellen)

Slide 34 - Slide

auto-imuunziekte
aanvallen eigen lichaamscellen
cellen in apoptose (lymofcyt past op mhc2 eiwit)
alvleesklier beschadigen -> diabetes
aanvallen kraakbeencellen

Slide 35 - Slide

Algemene afweer:
Macrofagen fagocyteren ziekteverwekkers en presenteren de antigenen aan T-cellen.
Huid en slijmvliezen vormen een mechanische barrière.
Maagzuur werkt als een chemische barrière.
Cellulaire afweer:
Cytotoxische T-cellen vernietigen geïnfecteerde lichaamscellen nadat deze als ziek worden gepresenteerd door MHC-eiwitten.
Humorale afweer:
B-lymfocyten vormen na herkenning van een antigeen plasmacellen die specifieke antistoffen produceren.
B-geheugencellen blijven in het lichaam voor een snelle reactie bij herhaalde infectie.
Immuniteit:
Komt tot stand na besmetting of vaccinatie.
Geheugencellen blijven aanwezig voor een snelle en krachtige reactie bij herhaalde blootstelling aan hetzelfde antigeen.

Slide 36 - Slide