Algemene afweer:
Macrofagen fagocyteren ziekteverwekkers en presenteren de antigenen aan T-cellen.
Huid en slijmvliezen vormen een mechanische barrière.
Maagzuur werkt als een chemische barrière.
Cellulaire afweer:
Cytotoxische T-cellen vernietigen geïnfecteerde lichaamscellen nadat deze als ziek worden gepresenteerd door MHC-eiwitten.
Humorale afweer:
B-lymfocyten vormen na herkenning van een antigeen plasmacellen die specifieke antistoffen produceren.
B-geheugencellen blijven in het lichaam voor een snelle reactie bij herhaalde infectie.
Immuniteit:
Komt tot stand na besmetting of vaccinatie.
Geheugencellen blijven aanwezig voor een snelle en krachtige reactie bij herhaalde blootstelling aan hetzelfde antigeen.