De Holocaust: Oorzaken en Gevolgen

De Holocaust: Oorzaken en Gevolgen

Leerdoel

Aan het einde van de les kan je uitleggen wat de Holocaust was, wanneer dit was en wat de oorzaken en gevolgen zijn.

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les moeten kunnen.

Wat weet je al over de Holocaust?

Wat is de Holocaust?

De Holocaust was een systematische vervolging en moord op ongeveer 6 miljoen Joden door de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Leg kort uit wat de Holocaust was.

Wanneer was de Holocaust?

De Holocaust vond plaats tussen 1933 en 1945.

Vertel de leerlingen wanneer de Holocaust plaatsvond.

De oorzaken van de Holocaust

De oorzaken van de Holocaust zijn onder andere antisemitisme, de opkomst van het nazisme in Duitsland en de economische en politieke omstandigheden na de Eerste Wereldoorlog.

Beschrijf kort de oorzaken van de Holocaust.

De gevolgen van de Holocaust

De gevolgen van de Holocaust waren onder andere het einde van de Tweede Wereldoorlog, de oprichting van de staat Israël en de erkenning van mensenrechten als universele waarden.

Beschrijf kort de gevolgen van de Holocaust.

Joodse gemeenschappen voor de Holocaust

Vóór de Holocaust waren er grote Joodse gemeenschappen in Europa, waarvan vele werden vernietigd tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Laat de leerlingen zien dat er vóór de Holocaust grote Joodse gemeenschappen waren.

De concentratiekampen

De nazi's bouwden concentratiekampen om Joden en andere 'ongewenste' groepen op te sluiten, te dwingen tot zwaar werk en te vermoorden.

Laat de leerlingen zien wat concentratiekampen waren en waarvoor ze werden gebruikt.

Herdenken en leren

Het is belangrijk om de Holocaust te herdenken en ervan te leren om ervoor te zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt.

Sluit de les af met de boodschap dat het belangrijk is om te leren van de Holocaust.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.