M2 herhalen spelling en grammatica hst 3

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Grammatica en spelling hst 4 

Leerdoelen:

1. je kunt het bijwoord in een zin benoemen (taalkundig ontleden) 
2. je kunt het vragend voornaamwoord in een zin benoemen (taalkundig ontleden) 
3. je kunt het voltooid en tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruiken 
4. je weet wanneer je tussenletters in samenstellingen gebruikt 

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kleine turnster springt EXTREEM hoog.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Deze kat vang SNEL muizen.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Met die SCHERPE klauwen jaagt een kat goed.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kat is een goede jager met DODELIJK scherpe klauwen.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kat is een goede jager met dodelijk SCHERPE klauwen.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Wat is het vragend voornaamwoord in de volgende zin?
Wat voor koekenpan wil je kopen?

1. wat
2. wat voor
3. wat voor een
4. zit er niet in

Wat is het vragend voornaamwoord in de volgende zin?
Wie wil er een koekje?

1. wie
2. wil
3. een koekje
4. zit er niet in

Wat is het vragend voornaamwoord in de volgende zin?
Waarom is het zo waterig?

1. waarom
2. is
3. zo waterig
4. zit er niet in

Wat is het vragend voornaamwoord in de volgende zin?
Wanneer kunnen we beginnen?

1. wanneer
2. zit er niet in

Wat is het vragend voornaamwoord in de volgende zin?
Welke ingrediënten gebruik je?

1. welke
2. zit er niet in

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verslijten) De ... broek

1. verslijte
2. versleten
3. verslijten
4. verslete

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(krimpen) Het … T-shirt.

1. krimpt
2. kromp
3. gekrimpen
4. gekrompen

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(ontbloten) Het … lijf

1. ontblootte
2. ontblote

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verbranden) De … neus

1. verbrandde
2. verbrande

Maak van het tegenwoordig deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(mompelen) De … mummie

1. gemompelde
2. mompelende

Maak van het tegenwoordig deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(jokken) De … joker

1. gejokte
2. jokkende

Maak van het tegenwoordig deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(zingen) Een … nijlpaard

1. gezongen
2. zingende
3. zingend

Maak een samenstelling van de volgende woorden:
lantaarn+paal

Maak een samenstelling van de volgende woorden:
vol+maan

Maak een samenstelling van de volgende woorden:
hemel+lichaam

Maak een samenstelling van de volgende woorden:
stad+bus

Maak een samenstelling van de volgende woorden:
liefde+verdriet

Maak een samenstelling van de volgende woorden:
spin+web

Hoe goed ken je de leerdoelen?
1. je kunt het bijwoord in een zin benoemen (taalkundig ontleden)
2. je kunt het vragend voornaamwoord in een zin benoemen (taalkundig ontleden)
3. je kunt het voltooid en tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruiken
4. je weet wanneer je tussenletters in samenstellingen gebruikt

1. Ik weet ze alle vier
2. Ik ken er drie
3. Ik ken er twee
4. Ik ken er maar een

extra 

Wat is het bijwoord?
In de minitrampoline spring je altijd één keer.

1. spring
2. één
3. altijd
4. keer

Wat is het bijwoord?
Je landt zacht op de mat.

1. landt
2. zacht
3. op
4. mat

Wat is het bijwoord?
Op de lange mat maak je meestal acrobatische sprongen

1. lange
2. meestal
3. acrobatische

Wat is het vragend voornaamwoord?
Hoe bedoelt u?

1. hoe
2. zit er niet in

Wat is het vragend voornaamwoord?
Waarom vraagt u dat?

1. waarom
2. zit er niet in

Wat is het vragend voornaamwoord?
Wat mankeert eraan?

1. wat
2. zit er niet in

Wat zijn de vier vragende voornaamwoorden?

1. wie, wat, welke, wat voor (een)
2. wie, wat, wanneer, wat voor (een)
3. wie, wat, welke, waarom
4. wie, wat, waar, waarom

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.
(knopen) De … das

1. knopen
2. geknopte
3. geknoopte
4. geknoopt