Uitleg taalkundig ontleden

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zinsontleding
(= redekundig ontleden)


Woordsoortbenoeming
(= taalkundig ontleden)

Slide 2 - Slide

Zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Slide

Lidwoord

Slide 4 - Slide

Woordsoorten: Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Bijwoord
Geeft informatie 'bij' een ander woord dan een zelfstandig naamwoord. Bijv. bij een:
  1. werkwoord: hij rijdt hard
  2. bijvoeglijk naamwoord: het super slimme meisje 
  3. ander bijwoord: hij rijdt ontzettend hard

Slide 6 - Slide

voorzetsel
'Zet' je 'voor' een element in de zin 
Vaak voor een zelfstandig naamwoord
In, naast, tijdens, boven, op, binnen, buiten, met, onder, naar,  etc. 

Slide 7 - Slide

Voornaamwoorden: 
  • personen
  • dieren
  • dingen
  • eigennamen
  • zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden ('die gekken bepalen dat zelf')
  • persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, hij etc.)
  • bezittelijk voornaamwoord (mijn, jouw, zijn, haar etc.) 
  • aanwijzend voornaamwoord (deze, die, dit dat etc.)
  • betrekkelijk voornaamwoord: degene die

Slide 8 - Slide

Werkwoorden
Zelfstandig & hulpwerkwoorden

Slide 9 - Slide

Werkwoorden: geven de tijd aan
  1. Geven de tijd aan (tegenwoordige, verleden, voltooide tijd etc.)
  2. Bedrijvende (actieve) of lijdende (passieve)vorm 
  3. Geven de wijs aan: aantonende (feiten/handelen: ik bel hem), aanvoegende (een wens: het zij zo) of gebiedende wijs (doe dit!) 

Slide 10 - Slide

Oefenen Oefenen Oefenen 

Slide 11 - Slide