SO Hoofdstuk 1 apprendre 1 t/m 4 oefenen (SO1)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

SO Hoofdstuk 1 apprendre 1 t/m 4 oefenen (SO1)

Dit woord is een vervoersmiddel

1. rouler
2. la météo
3. le bateau
4. la déviation

Dit woord is een werkwoord

1. partir
2. coeur
3. le départ
4. la sortie

Dit woord heeft te maken met het reizen met de trein

1. le vol
2. la station-service
3. l'avion
4. la gare

Le train

la sortie

le péage

le bouchon

l'autoroute

l'avion

l'aéroport

la météo

avoir mal au coeur

La Belgique

Les Pays-Bas

La Suisse

L'Espagne

La France

La Turquie

Le Maroc

Welke letters ontbreken in de woorden?
1. arriv_r 4. la d_rection
2. p_rtir 5. vo_ager
3. le dé_art 6. l'aller-s_mple

Welk woord wordt omschreven?

La voiture roule sur .....

1. la gare
2. la route
3. l'avoin
4. la queue

Welk woord wordt omschreven?

...... est par exemple entre les Pays-Bas et la Belgique.

1. la frontière
2. la déviation
3. sortir
4. le guichet

Wat betekent:

je pars

1. ik ga uit
2. ik vertrek

Wat betekent:

Nous sortons

1. Wij gaan uit
2. Wij vertrekken

Wat betekent:

elles sortent

1. zij gaan uit
2. zij vertrekken
3. wij vertrekken
4. jullie vertrekken

Het is bijna weekend......!

😒🙁😐🙂😃