Quiz oefenen kennistoets

1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wanneer begon de industriële revolutie in Engeland?
A
vanaf 1700
B
vanaf 1750
C
vanaf 1800
D
vanaf 1850

Slide 2 - Quiz

Wat was niet van de oorzaken voor modern imperialisme?
A
Christelijke geloof verspreiden
B
afzetmarkt voor producten
C
vergroten militair aanzien
D
soldaten rekruteren

Slide 3 - Quiz

Wanneer werd Napoleon definitief verslagen?
A
1814
B
1815
C
1816
D
1817

Slide 4 - Quiz

Het congres van Wenen werd georganiseerd door liberalen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Uitbouw van Europese overheersing, met name in de vorm van ..1.. en de daarmee verbonden ..2.. en de opkomst van ..3..
A
1. trans-Atlantische slavenhandel 2. abolitionisme 3. plantagekoloniën
B
1. abolitionisme 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. plantagekoloniën
C
1. plantagekoloniën 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. abolitionisme
D
1. plantagekoloniën 2. abolitionisme 3. trans-Atlantische slavenhandel

Slide 6 - Quiz

Wat is een plantage- economie?
A
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van plantages.
B
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van koloniën.
C
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van slaven.
D
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van landbouw.

Slide 7 - Quiz

Welk begrip heeft niks te maken met de trans-Atlantische slavenhandel
A
VOC
B
Handelskapitalisme
C
Driehoekshandel
D
WIC

Slide 8 - Quiz


Wat was een oorzaak voor het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog?
A
Onenigheid over de oorlog met Frankrijk
B
Onenigheid over slavernij
C
Onenigheid over de te produceren producten
D
Onenigheid over de rol van GB in het dagelijks bestuur

Slide 9 - Quiz

Wat is een klassensamenleving? Een samenleving:

A
Met sociale lagen
B
Zonder verschillende standen
C
Zonder sociale lagen.
D
Met verschillende standen.

Slide 10 - Quiz

Het denken van de schotse filosoof Adam Smith met zijn vrije markteconomie is een voorbeeld van;
A
Communisme
B
Mercantilisme
C
Liberalisme
D
Socialisme

Slide 11 - Quiz

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 12 - Quiz

Welke twee manieren van onderzoek leidden tot de wetenschappelijke revolutie?
A
empirisme en renaissance
B
empirisme en rationalisme
C
positivisme en deïsme
D
positivisme en rationalisme

Slide 13 - Quiz

Wanneer splitste België zich af van Nederland?
A
1830
B
1840
C
1850
D
1860

Slide 14 - Quiz

De moderne vorm van ... die verband hield met de industrialisatie
A
imperialisme
B
nationalisme
C
rationalisme
D
absolutisme

Slide 15 - Quiz

Wie staat bekend om de trias politica?
A
Rousseau
B
Locke
C
Montesquieu
D
Voltaire

Slide 16 - Quiz

De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en ...
A
staatsburgerschap
B
natuurrecht
C
sociaal contract
D
abolitionisme

Slide 17 - Quiz

Feministen in de 1e feministische golf kwamen voornamelijk uit de welgestelde burgerij
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Liberalen vonden het verbeteren van arbeidsomstandigheden geen taak voor de overheid
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Het communisme en de sociaaldemocraten stammen af van de ideeën van Karl Marx
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Welk KA hoort niet in Tijdvak 5 (tijd van ontdekkers en hervormers)?
A
Het begin van de overzeese expansie
B
De wetenschappelijke revolutie
C
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
D
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in west-Europa tot gevolg heeft

Slide 21 - Quiz

Het gevoel van nationalisme werd verminderd door de overwinningen van Napoleon
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Veel vrouwen waren abolitionisten
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Sociaaldemocraten willen via de politiek een sociale wetgeving invoeren
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

emancipatiebewegingen streven naar gelijkberechtiging voor achtergestelde groepen
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz