Aan elkaar of los

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Aan elkaar of los

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Aan elkaar of los

Bedoel je één ding, persoon of begrip?

Dan schrijf je één woord.

Als je er woorden tussen kunt zetten, schrijf je ze niet aan elkaar:

De lessen vallen uit vandaag. De lessen vallen alweer uit vandaag.

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.

1. huis vuil
2. huisvuil

Bah, wat is dit ___!

1. huis vuil
2. huisvuil

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.

1. team genoot
2. teamgenoot

Het hele ___ van de wedstrijd.

1. team genoot
2. teamgenoot

Aan elkaar of los?
'Hij heeft alweer een lastig … .'

1. kriebel hoestje
2. kriebelhoestje

Samengestelde aardrijkskundige namen

Met een hoofdletter en een streepje ertussen

Noord- Holland

Zuid- Amerikaanse

Etten-Leur

Woorden die bestaan uit

er, daar, hier of waar + voorzetsel

Deze woorden schrijf je aan elkaar

Het boek ligt op tafel, het ligt erop.

Als het voorzetsel bij een zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord hoort, dan schrijf je de woorden los.

Wat ligt er op tafel?

Aan elkaar of los?
'... denk je dat te betalen?'

1. Waar mee
2. Waarmee

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'

1. daarheen
2. daar heen