This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Paragraaf 14.4
Slide 1 - Slide
Kennen en kunnen (wat gaan we deze les doen)
Wat is druk?
Hoe kun je de druk berekenen?
Hoe kun je de druk vergroten of verkleinen?
Hoe kun je de druk omrekenen?
Slide 2 - Slide
Wat weet je al over druk?
Slide 3 - Mind map
DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent.
Slide 4 - Slide
Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in Newton.
Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte. Uitgedrukt in bv. Newton per vierkante meter.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule F = m x g
Waar g = 10 N/kg
Slide 8 - Slide
Formule
P=AF
F = Kracht
Eenheid = Newton
P = Druk
Eenheid = Newton/meter2 of Pascal
A = Oppervlakte
Eenheid =
m2
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Druk in de praktijk:
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 17 - Quiz
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 18 - Quiz
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 19 - Quiz
Bereken de druk. Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m2
A
2 N/m2
B
20 N/m2
C
200 N/m2
D
2000 N/m2
Slide 20 - Quiz
Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden
Slide 21 - Quiz
Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter
Slide 22 - Quiz
Een punaise heeft een punt met een oppervlakte van 1 mm2. De dikke kant van de punaise is 100 mm2. Je duwt met een kracht van 50 N op de punaise. Wat is de kracht van de punaisepunt op het prikbord?
A
50 N
B
5000 N
C
0,5 N
D
50000 N
Slide 23 - Quiz
Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2