10.2 Zwaartekracht en Druk

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Kennen en kunnen (wat gaan we deze les doen)
  • Wat is druk?
  • Hoe kun je de druk berekenen?
  • Hoe  kun je de druk  vergroten of verkleinen?
  • Hoe kun  je de druk omrekenen?


Slide 2 - Slide

Wat weet je nog
over de druk?

Slide 3 - Mind map

DRUK
Druk is de kracht die een 
voorwerp op een bepaald 
oppervlak uitoefent. 

Slide 4 - Slide

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in Newton.


Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zwaartekracht  Fz
Kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.

Fz = m x g
g is op aarde 9,8 N/kg maar wij rekenen meestal met 10 N/kg

b.v. Een voorwerp heeft een massa van 36 kg.
De zwaartekracht is dan 36 x 10 = 360 N.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule


g = 10 N/kg
Fg=mg

Slide 10 - Slide

Formule voor druk
p=AF
P
P = Druk
Eenheid = Pascal
F
F = Kracht
Eenheid = Newton
A
A = Oppervlakte
Eenheid = m2

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Druk in de praktijk: 
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 19 - Quiz

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 20 - Quiz

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 21 - Quiz

Bereken de druk.
Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en
staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m2

A
2 N/m2
B
20 N/m2
C
200 N/m2
D
2000 N/m2

Slide 22 - Quiz

Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden

Slide 23 - Quiz

Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter

Slide 24 - Quiz

Een punaise heeft een punt met een oppervlakte van 1 mm2. De dikke kant van de punaise is 100 mm2.
Je duwt met een kracht van 50 N op de punaise.
Wat is de kracht van de punaisepunt op het prikbord?
A
50 N
B
5000 N
C
0,5 N
D
50000 N

Slide 25 - Quiz

Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2
A
700 N/m2
B
7000000 N/m2
C
0,0007 N/m2
D
7 n/m2

Slide 26 - Quiz

10 N/cm2 = ..... Pa
A
10 Pa
B
1000 Pa
C
100000 Pa
D
100000000 Pa

Slide 27 - Quiz

Wat is luchtdruk?
Gebruik "kracht, oppervlak, hoge drukgebied, lage drukgebied, 1030 hPa, 940 hPa"

Slide 28 - Open question

Hoeveel kilo/m2
is
1060 hPa
A
10,6 kg
B
106 kg
C
10.6000kg
D
10.600 kg

Slide 29 - Quiz

Wat is gelijk aan de eenheid Pascal (Pa)?
A
mm2N
B
cm2N
C
AN
D
m2N

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video