Het restaurant (woordenschat) Extra: voegwoorden

Het restaurant
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het restaurant

Slide 1 - Slide

We gaan uit eten,
want we hebben iets te vieren.

omdat we iets te vieren hebben.

Slide 2 - Slide

Wij zijn de gasten in het restaurant.
We hebben ons mooi aangekleed,
want dat vinden wij leuk.

omdat wij dat leuk vinden.

Slide 3 - Slide

De serveerster en de ober  heten ons welkom.  

Slide 4 - Slide

De ober wijst de tafel aan.
Wij hebben gereserveerd,
omdat het druk is.
want het is druk.

Slide 5 - Slide

De ober brengt de menukaart, 
omdat we een gerecht willen kiezen. 

want we willen een gerecht kiezen.

Slide 6 - Slide

De bestelling

De ober neemt de bestelling op.
Hij vraagt: 
"Heeft u een keuze kunnen maken?"

Slide 7 - Slide

Het voorgerecht is klein, 
 omdat er nog een gerecht na komt.

want er komt nog een gerecht na

Slide 8 - Slide

Het hoofdgerecht ziet er heerlijk uit,
want de kok heeft zijn best gedaan.

omdat de kok goed zijn best heeft gedaan

Slide 9 - Slide

Het nagerecht smaakt heerlijk, 

want ik houd van zoet.

omdat ik van zoet houd.

Slide 10 - Slide

Ik kies een vegetarisch gerecht,
want ik eet geen vlees

omdat ik geen vlees eet.

Slide 11 - Slide

We proosten, 
want we vieren mij verjaardag

omdat ik jarig ben

Slide 12 - Slide

Dineren

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Ik vraag de rekening,   
omdat we klaar zijn.
want we zijn klaar.

Slide 15 - Slide

Ik betaal de rekening met de pin,
maar liever betaal ik contant.

Slide 16 - Slide

We geven een fooi,     
voordat we naar huis gaan.

Slide 17 - Slide

Ik werk als kok in een restaurant
sinds ik 25 ben.

Slide 18 - Slide

Ik werk als afwasser
om geld te verdienen.

Slide 19 - Slide

Werken in de bediening,
zolang ik dat leuk vind.

Slide 20 - Slide

Ik dek de tafel netjes,
zodat het er mooi uitziet.

Slide 21 - Slide

Ik strijk het tafellaken glad,  
als ik het op tafel leg.

Slide 22 - Slide

Het servies was mooi schoon,  
toen ik het op tafel zette.

Slide 23 - Slide

Het bestek ligt naast het bord,     
zoals het hoort.

Slide 24 - Slide

Ik vouw de servetten,
voordat de gasten komen.

Slide 25 - Slide

De ober schenkt de wijn in,
zonder te morsen.

Slide 26 - Slide

Serveren  
De ober serveert het gerecht

Slide 27 - Slide

De ober ruimt de tafel af,
als we klaar zijn met eten.

Slide 28 - Slide

Dit is:
A
De kok
B
De ober
C
De serveerster
D
De afwasser

Slide 29 - Quiz

Dit is:
A
Het bestek
B
De rekening
C
De menukaart
D
De servet

Slide 30 - Quiz

Dit is:
A
De ober
B
De serveerster
C
De afwasser
D
De kok

Slide 31 - Quiz

Dit is:
A
Het bestek
B
Het tafellaken
C
De servet
D
Het servies

Slide 32 - Quiz

ik ben kok, omdat

Slide 33 - Open question

Ik werk hard, want

Slide 34 - Open question

de ober
de serveerster
de afwasser
de kok
het bestek
de rekening

Slide 35 - Drag question

Ik werk in een restaurant, ..........
ik dat leuk vind.
A
want
B
omdat

Slide 36 - Quiz

Het restaurant is leeg, ......... het is gesloten.
A
want
B
omdat

Slide 37 - Quiz

De kok is boos, omdat ........

Slide 38 - Open question

Uit eten gaan is leuk, want .......

Slide 39 - Open question

Wie weet de meeste woorden uit deze les?

Slide 40 - Open question

Goed gedaan!

Slide 41 - Slide