3K H3 Woordenschat les 1: Figuurlijk taalgebruik

Doel: jullie herkennen en begrijpen figuurlijk taalgebruik. Jullie kunnen de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek. Jullie kennen de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf  (blz.76)
1 / 8
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 8 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel: jullie herkennen en begrijpen figuurlijk taalgebruik. Jullie kunnen de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek. Jullie kennen de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf  (blz.76)

Slide 1 - Slide

H3 Woordenschat
Een vergelijking maakt een tekst vaak krachtiger en aantrekkelijker.

Voorbeelden:

Hans is zo sterk als een beer. -Hans wordt vergeleken met een beer.
Anne-Marie is zo trots als een pauw. - Anne-Marie wordt vergeleken met een pauw.
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.
 Een vergelijking herken je aan het gebruik van:

'als',       'zo...als',         'het lijkt wel...',

Slide 2 - Slide

Opdracht:

1.Joost is zo gek als een _______.
2.Mijn opa rookt als een _______.
3.Inge slaapt als een _______.
4. Herman liet hem vallen als een _______.
5.Marije stond te trillen als een _______.
6.Jeffrey voelde zich zo slap als een _______.
Vergelijkingen: 

vaatdoek
rietje
ketter
deur
roos
baksteen

Slide 3 - Slide

Antwoorden
1.Joost is zo gek als een deur.
2.Mijn opa rookt als een ketter.
3.Inge slaapt als een roos.
4.Herman liet hem vallen als een baksteen.
5.Marije stond te trillen als een rietje.
6.Jeffrey voelde zich zo slap als een vaatdoek.

Slide 4 - Slide


Figuurlijk taalgebruik


Figuurlijk taalgebruik kan helemaal verkeerd begrepen worden.
Mensen nemen het figuurlijk taalgebruik soms te letterlijk.
Hierdoor krijgt de tekst een heel andere betekenis.

Slide 5 - Slide

Vorm van beeldspraak
Voorbeelden:

Hij woont in het hart van de stad.
Het is een beer van een vent.
Door hem ben ik nu mooi de sigaar.
Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.

Slide 6 - Slide

Voorbeeld 1:
Als je iets wilt weten, moet je aan de bel trekken.
Met 'aan de bel trekken' wordt bedoeld: 'ergens aandacht voor vragen'.
Het betekent dus niet letterlijk 'aan een echte bel trekken'.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 2:
Als je je cijfer wilt weten, moet je de leraar aan zijn jasje trekken.
Met 'de leraar aan zijn jasje trekken' wordt bedoeld: 'de leraar iets zeggen of vragen'.
Het betekent dus niet letterlijk 'aan zijn jasje trekken'.

Slide 8 - Slide