A1/U5: Formatieve Toets Apprendre 1 t/m 5

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Wat betekent :bleu blanc rouge

Wat is de betekenis van : la robe

1. De rok
2. De jas
3. De jurk
4. De trui

Les vêtements

Geef de vertaling van:1. les soldes 2. la veste 3. commander 4. marron 5.changer

   vouloir

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

                        veux

                    voulez

                        veut

                        veux

                  veulent

                 voulons

Vul de goede vorm van vouloir in
Je........faire des gâteaux

Vul de goede vorm van vouloir in:
Marie ............faire ses devoirs

Vul de goede vorm van vouloir in:
Les enfants.............aller à la plage

Vul de goede vorm van vouloir in:
Monsieur,vous...........porter un chapeau?

Vul de goede vorm van vouloir in:
Mon copain et moi, nous..........aller au collège.

Vul de goede vorm van vouloir in:
Marie et Elisa ...............jouer au tennis

Vul de goede vorm van vouloir in:
Pierre...........faire de la musique.

Sleep het goede plaatje naar de goede tekst! 

une robe noire

un pull bleu

une jupe rouge

une casquette jaune

des baskets verts

trente-cinq

quarante-quatre

vingt-neuf

trente-neuf

vingt-deux

quarante et un

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?

grand

grands

grande

grandes

mannelijke vorm

vrouwelijke vorm

mannelijk meervoud

vrouwelijk meervoud

Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...

1. een werkwoord
2. een zelfstandige naamwoord
3. een bijwoord
4. een ander bijvoeglijk naamwoord

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?

1. achter het zelfstandig naamwoord
2. voor het zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord: Bon --> vrouwelijk meervoud

1. Bonne
2. Bons
3. Bonnes
4. Bones

Bijvoeglijk naamwoord
Les parents sont ...

1. Italien
2. Italienne
3. Italiens
4. Italiennes

welke uitgang krijgt een bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord mannelijk is?

1. e
2. es
3. niks
4. s

Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Bon

1. Achter zelfstandig naamwoord
2. Voor zelfstandig naamwoord
3. Achter werkwoord
4. Voor werkwoord

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen?

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _____________ maison . [beau]

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

Elle porte une chemise (bleu) ___________________.

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
1. Une (grand) maison
2. mon (petit) frère
3. Ils sont (sportif)