Noteer de goede vorm van de pvvt
1. Ik
(vermoeden) al dat hij een fout had gemaakt.
2. Hans en Sam (fietsen) gisteren samen naar school.
3. Ik (verbazen) me erover dat jij toch op tijd kwam.
4. Mijn oom (printen) het document voor mij.
5. Wij (showen) onze nieuwe kleding aan haar.
6. Ik (durven) niet te zeggen dat ik hem niet leuk vond.
7. Het vliegtuig (landen) na enige vertraging toch op Schiphol.
8. Zij (racen) om nog op tijd te komen.