H2 Herhaling

Ik weet wat ik moet leren voor de toets van H2
Ik weet wanneer de toets van H2 is
Herhaling alle onderdelen H2
Bestudeer de toetsstof. Bedenk of je nog vragen hebt voor de docent!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ik weet wat ik moet leren voor de toets van H2
Ik weet wanneer de toets van H2 is
Herhaling alle onderdelen H2
Bestudeer de toetsstof. Bedenk of je nog vragen hebt voor de docent!

Slide 1 - Slide

Woord van de week
Wie?
Tonton

Slide 2 - Slide

Instructie

Alinea: 3 manieren van alinea beginnen.

Deelonderwerp

Tussenkopjes

Slide 3 - Slide

Tekstopbouw

Handig om de structuur van een tekst te kennen, dat leest makkelijker!

Slide 4 - Slide

De ik-vorm van het ww

Noemen ze soms ook wel stam, dat vind ik niet helemaal correct

Weet je niet hoe je het moet schrijven?
verlengproef: maak het woord langer. Zet er -en of -ig achter, dan hoor je vanzelf welke letter er moet komen. 

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
rekken
ik rek -> langer maken -> rekte, want rekde klinkt niet
voelen
ik voel -> langer maken -> ik voelde, want voelte klinkt niet

Slide 6 - Slide

Omschrijving zoeken
Soms ken je een betekenis niet.
Zoek dan in de zin of tekst naar een omschrijving.

Kijk goed naar de voorbeelden in het groene blok
op bladzijde 52

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het onderwerp van een zin

Waarom?

Dit helpt je om beter te schrijven!

Slide 9 - Slide

Onderwerp vinden
- vaak voor in de zin
- vaak in de buurt van de pv (ze horen bij elkaar!)

2 manieren om te vinden:
1: pv vinden, zinsdelen, dan wie/wat +pv -> OW gevonden
2: pv vinden, zinsdelen, pv van tijd/getal veranderen -> OW verandert mee

Slide 10 - Slide

Onderwerp vinden manier 1

1. Zoek de werkwoorden in de zin
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Vraag: wie of wat + pv/alle werkwoorden?

David heeft gisteren de marathon gelopen.



Slide 11 - Slide

Onderwerp vinden manier 2
1. Zoek de werkwoorden in de zin
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Verander de tijd/getal van de pv. Het onderwerp verander dan mee.

David heeft gisteren de marathon gelopen.

Slide 12 - Slide

Onderwerp vinden
1. Zoek de werkwoorden in de zin
2. Zinsdelen
3. Vraag: wie of wat + alle werkwoorden?
David / heeft / gisteren / de marathon / gelopen.
Wie/wat + heeft gelopen? 
David = het onderwerp!

Slide 13 - Slide

Onderwerp vinden
1. Zoek de werkwoorden in de zin
2. Vraag: wie of wat + alle werkwoorden?
David heeft gisteren de marathon gelopen.
Wie/wat + heeft gelopen? 

Slide 14 - Slide

Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

Lidwoord: 
de, het -->bepaald lidwoord
een --> onbepaald lidwoord

Zelfstandig naamwoord:
een dier, ding, mens, voorwerp of gevoel

Slide 15 - Slide

Zoek de znw in de zin: Hans Klok heeft meer dan 10 shows op dit moment.

Slide 16 - Open question

Zoek de znw en ww in de zin: Parkeren aan een gracht in Amsterdam is niet zonder gevaren.

Slide 17 - Open question

Zoek de znw in de zin: Het afscheidsfeest zal tot twaalf uur duren.

Slide 18 - Open question

Ik wil geen kleine maar een grote 
De grootte van het vakantiehuisje viel een beetje tegen. 
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Sleep de juiste vakjes bij elkaar:

Slide 19 - Drag question

Benoem twee zelfstandige naamwoorden die alleen maar in het enkelvoud of meervoud kunnen voorkomen.

Slide 20 - Open question

Vragen?
timer
1:00

Slide 21 - Slide

Je gaat nu de toetsstof bekijken in de les

Heb je nog vragen, dan is het nu je kans om te vragen!

Slide 22 - Slide

Hebben we alle doelen behaald?

Ik weet wat ik moet leren voor de toets van H2
Ik weet wanneer de toets van H2 is

Slide 23 - Slide

Huiswerk

Boekendoos: 
volgende week dinsdag 14 december ingeleverd!

Slide 24 - Slide