6.2 toonhoogte en frequentie

6.2 toonhoogte en frequentie Lesdoel

Rekenen met f = 1/T en T = 1/f
De frequentie op het scherm van een oscilloscoop berekenen.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

6.2 toonhoogte en frequentie Lesdoel

Rekenen met f = 1/T en T = 1/f
De frequentie op het scherm van een oscilloscoop berekenen.

Slide 1 - Slide

Voorkennis
Zijn er tonen die jij irritant vindt ?

Slide 2 - Slide

Snaarinstrumenten
Hoe korter de snaar, hoe hoger de toon.
Hoe dunner de snaar, hoe hoger de toon.
Hoe strakker de snaar, hoe hoger de toon.

Slide 3 - Slide

Tussen a en b zie je één trilling.

Slide 4 - Slide

Frequentie
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
symbool; f
eenheid: Hz

V.b. f = 220 Hz
d.w.z. de frequentie is 220 Hertz.
Er zijn 220 trillingen per seconde.

Slide 5 - Slide

Het frequentiebereik van het menselijk gehoor
ligt tussen de 20 en 20.000 Hz

Slide 6 - Slide

Ultrasoon geluid
Boven 20.000 Hz noemt men ultrasoon geluid.
Honden horen dit b.v. wel.
Vleermuizen sporen zo insecten op.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

De oscilloscoop en toongenerator
De scoop is een apparaat dat trillingen zichtbaar kan maken.
De toongenerator kan tonen van verschillende frequenties maken.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Trillingstijd
Dit is de tijd voor één trilling.
Symbool: T
Eenheid; s

V.b. T = 20 ms.
d.w.z. De trillingstijd is 20 milliseconde. 
De tijd voor één trilling is 20 ms

Slide 11 - Slide

Verband tussen f en T
Als de frequentie groter wordt, dan wordt de trillingstijd kleiner.

f = 1/T
f = frequentie (in Hz)
T =  trillingstijd (in s)

T = 1/f

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Voorbeeld 2
Een snaar heeft een trillingstijd van 20 ms. Bereken de frequentie.
Geg; T = 20 ms


Slide 14 - Slide

Voorbeeld 3
Een mug beweegt zijn vleugels 200 keer per seconde. 
a Bereken de frequentie .
b Bereken de trillingstijd.


Slide 15 - Slide

Uitwerking v.b. 3
f = 200 Hz ( 200 x per seconde)
T = 1/f 
T = 1/ 200 
T = 0,005 s

Slide 16 - Slide

Nut van de lesdoelen
Bij de toets zul je veel moeten rekenen met frequentie/trillingstijd.

In het dagelijkse leven krijg je vaak met frequenties te maken, denk aan luidsprekers, hondenfluitjes etc.

Slide 17 - Slide

Controle van begrip
Bereken de frequentie van deze toon.

Slide 18 - Slide

Controle van begrip
Bereken de frequentie van deze toon.

5 trillingen over 0,1 s
50 trillingen over 1 s

f = 50 Hz

Slide 19 - Slide

Controle van begrip
In het figuur in de volgende dia zie je twee schermen van een oscilloscoop.
a Wat betekent 0,2ms/div?
b Hoe groot is de trillingstijd en frequentie van toon A?

Slide 20 - Slide

Bereken de trillingstijd en frequentie.

Slide 21 - Slide

3 trillingen over 10 hokjes.

1 trilling over 3,33 hokjes.
T = 3,33 x 0,1= 0,33 ms

f= 1/T =1=0,00033 = 333 Hz

Slide 22 - Slide

Controle van begrip
Een snaar trilt 6000 keer per minuut
a Bereken de frequentie.
b Bereken de trillingstijd.

Slide 23 - Slide

Uitwerking
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
f = 6000/60 = 100 Hz
T = 1/f = 1/100= 0,01 s

Slide 24 - Slide

Wat is ultrasoon geluid ?
A
Geluid onder de 20 Hz
B
Geluid boven de 20 Hz
C
Geluid tussen de 20 en 20 kHz
D
Geluid boven de 20 kHz

Slide 25 - Quiz

1 Hoe korter de snaar hoe hoger de toon.
2 Hoe dunner de snaar hoe hoger de toon.
A
1 juist
B
2 juist
C
1 en 2 juist
D
1 en 2 onjuist

Slide 26 - Quiz

1 Een scoop maakt trillingen.
2 Een toongenerator maakt trillingen.
A
1 juist
B
2 juist
C
1 en 2 juist
D
1 en 2 onjuist

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video