Havo 4 ecologie dt

Havo 4 
Thema 7 ecologie en milieu

Oefenvragen met uitleg tussendoor
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Havo 4 
Thema 7 ecologie en milieu

Oefenvragen met uitleg tussendoor

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 6 - Drag question

Welk organisatieniveau wordt NIET gebruikt in de ecologie?
A
Ecosysteem
B
Organisme
C
Cel
D
Populatie

Slide 7 - Quiz

Concurrentie is een ___________ factor
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 8 - Quiz


Voortplanting lieveheerstbeestje
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 9 - Quiz


Zware regenbui in bos waar lieveheersbeestje zich bevindt
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 10 - Quiz


Schimmelinfectie op lieveheerstbeestje
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 11 - Quiz


Lieveheerstbeestje weggejaagd door mieren
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 12 - Quiz


Overwinteren lieveheerstbeestje (lage temperatuur)
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 13 - Quiz


Sluipwesp legt eitjes in lieveheerstbeestje
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 18 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 19 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 20 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 21 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Geen symbiose maar predatie

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Vormen alle levende organismen in de sloot een ecosysteem, een levensgemeenschap of een populatie?

A
ecosysteem
B
levensgemeenschap
C
populatie

Slide 24 - Quiz

Wat is een POPULATIE
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 25 - Quiz

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 26 - Quiz

Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Tot welk niveau horen boomalgen die op een boom zitten?
A
Populatie
B
Ecosysteem
C
Orgaan
D
Organisme

Slide 28 - Quiz

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Een soort is een invasieve exoot als deze..
A
...uit het buitenland komt.
B
...uit een ander leefgebied komt en zich in het nieuwe gebied voortplant.
C
...bestaande soorten bejaagt.
D
...uit een ander leefgebied komt en het nieuwe ecosysteem verstoort.

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Waardoor leidt overschrijding van draagkracht meestal tot een lagere draagkracht?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door

Slide 33 - Quiz

Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 34 - Quiz

Wat kan een reden zijn dat een populatie tijdelijk onder zijn draagkracht door schiet?
A
overbejaging
B
klimaatverandering
C
verstedelijking van de omgeving

Slide 35 - Quiz

Welke rol heeft de leeuw in dit voedselweb?
A
Producent
B
Reducent
C
Concument 1e orde
D
Consument 2e orde

Slide 36 - Quiz

Door welke woorden kan je een pijl in een voedselketen vervangen?
A
Eet
B
Wordt gegeten door

Slide 37 - Quiz

Wat zijn reducenten?
A
Bacteriën
B
Virussen
C
Afvaleters
D
Schimmels

Slide 38 - Quiz

Om welke 2 redenen gaat er biomassa verloren in een voedselpiramide?
A
Verbranding
B
Één grote boom kan veel rupsen bevatten
C
Onverteerbare resten

Slide 39 - Quiz

Hierna volgen open vragen die over het gehele thema gaan

Slide 40 - Slide

Successie in de duinen
Lees eerst onderstaande tekst 

Duinen ontstaan door verschillende op elkaar inwerkende factoren.
Allereerst is er bouwmateriaal nodig: zand. Dat komt uit de zee en wordt door de wind naar het strand gevoerd, tenminste als er continu aanlandige wind is. De zee levert de volgende factor: het vloedmerk. Bij elke vloed blijft er een streep achter op het strand, bestaande uit meegevoerd materiaal: losgeslagen wier, schelpen, wrakhout of stookolieslachtoffers zoals dode vogels. Vooral in de winter wordt dit ver landinwaarts afgezet en daar kan een duintje ontstaan, als bepaalde planten daar ontkiemen en het zand vasthouden.

Slide 41 - Slide

Noem de vier factoren in de tekst die een rol spelen bij duinvorming en geef bij iedere factor aan of die biotisch of abiotisch is.

Slide 42 - Open question

Bekijk onderstaande afbeelding

Slide 43 - Slide

Zet de nummers van de figuren in de juiste volgorde van het proces van duinvorming

Slide 44 - Open question

Hoe noemt men planten die als eerste bijdragen aan nieuwe duinvorming?

Slide 45 - Open question

In de afbeeldingen hieronder zie je drie plantensoorten die kunnen groeien op een ondergestoven vloedmerk

Slide 46 - Slide

- Wat kun je zeggen over hun tolerantie voor zout en wind, ten opzichte van planten die daar niet groeien?

- En hoe zou het komen dat je deze drie plantensoorten niet vindt, als je verder landinwaarts bij de wat hogere duinen komt?

Slide 47 - Open question

Afsluiting.
Hoe vond je het gaan? Welke vragen gingen goed?Welke vragen vond je lastig? Welke basisstof beheers je nog niet (helemaal)?

Slide 48 - Open question