23 09 21 werkwoordspelling en spelling H1

HV 1R
Welkom
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

HV 1R
Welkom

Slide 1 - Slide

Lekker lezen! 
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Programma vandaag

  • Uitleg werkwoordspelling volt. dw en onvolt. dw
  • Uitleg hoofdletters en leestekens
  • Quiz 









    Slide 3 - Slide

    Leerdoel 
    Aan het eind van deze les weet je hoe je de werkwoorden in de volt. en onvolt. tijd schrijft en wanneer je een hoofdletter schrijft en leestekens plaatst.

    Slide 4 - Slide

    Huiswerk 
    opdracht 2, 3 Hst 1
    opdracht 2, 3 Hst 2
    opdracht 1, 2 Hst. 3

    Slide 5 - Slide

    Welke verschillen zie je?
    • Sam en Duco gaan fietsend naar de training.
    • Sabine en Clarine zijn naar de training gefietst.


    • Misha en Jari hebben tot ’s avonds laat gekletst.
    • Philipine en Eva lopen kletsend door de winkelstraat.

    Slide 6 - Slide

    Voltooid en onvoltooid deelwoord 
    onvoltooid deelwoord: hele werkwoord + d
    1. lachen => 
    2. gamen => 

    voltooid deelwoord: sterke ww: op -n
    1. fluiten => 
    2. zingen =>

    Slide 7 - Slide

    Voltooid deelwoord 
    voltooid deelwoord: zwakke ww: 
    1. verven => 

    2. klappen =>

    Slide 8 - Slide

    Slide 9 - Link

    Maak zelf een zin 
    •  met een volt. deelwoord van een zwak ww
    • met een volt. deelwoord van een sterk ww

    Slide 10 - Slide

    Wat vul je in? En waarom?
    1. Gisteren heeft mijn broer het huis ....(verven) .
    2. Het is vaak.... (gebeuren) dat het regent als ik fiets.
    3. Vorige week hadden de kranten het nieuws .... (vermelden) .
    4. Heeft de wind gisteren ook zo hard ......(suizen)?
    5. Hij heeft mij nooit....(geloven).

    Slide 11 - Slide

    Hoofdletters schrijf je
    1.  Aan het begin van de zin
    2. bij namen: Harry Potter, Rotterdam
    3. bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Spaans



    Slide 12 - Slide

    Geen hoofdletters schrijf je
    1.  bij maanden: september
    2. bij seizoenen: herfst
    3. bij dagen: donderdag
    4. bij windstreken: westen



    Slide 13 - Slide

    Leestekens schrijf je
    1.  op het eind van de zin (punt, vraagteken of uitroepteken) 
    2. Kom je nog? Ik kom eraan. Wacht op mij!
    3. een komma tussen twee persoonsvormen:
    4. Als je flink doorwerkt, heb je minder huiswerk.




    Slide 14 - Slide

    Leestekens schrijf je
    1.  een komma vóór woorden die twee zinnen verbinden:
    2. Ik ga heel graag op vakantie, want dan ga ik altijd bergen beklimmen.
    3. Géén komma voor 'en' en 'of':
    4. Ik eet morgenavond lekker kip en rijst




    Slide 15 - Slide

    Welke vraag heb je nog over de spelling van werkwoorden of leestekens?

    Slide 16 - Slide

    Zelfstandig werken / Huiswerk: 
    Huiswerk: 
    Hst. 4, werkwoordspelling: opdr. 1, 2 en 3
    Hst 1, spelling: groene blok lezen over hoofdletters en leestekens en opdracht 1 maken. 
    Hst. 1, formuleren, groene blok lezen over zinnen correct begrenzen en opdracht 3 maken.



    Slide 17 - Slide

    Maak een zin met een zwak werkwoord in de voltooide tijd

    Slide 18 - Open question

    Maak een zin met een sterk werkwoord in de voltooide tijd

    Slide 19 - Open question

    "Zij hebben de hele dag ...(discussiëren)
    A
    gediscussieerd
    B
    discussieert

    Slide 20 - Quiz

    "Zij hebben gisteren hard ...(rennen)
    A
    gerend
    B
    gerent

    Slide 21 - Quiz

    "Hij lachtte mij gisteren uit."
    "lachtte" is ...
    A
    goed geschreven
    B
    fout geschreven, moet 'lachte' zijn

    Slide 22 - Quiz

    ..... (schateren) van de lach kwamen de leerlingen in de klas
    A
    geschaterd
    B
    schaterend

    Slide 23 - Quiz

    Wanneer .....(verzenden) je broer dat pakketje nou?
    A
    verzend
    B
    verzenden
    C
    verzendt

    Slide 24 - Quiz

    piet en kees lopen op een vrijdag in de zomer amsterdam.
    Kies de juiste schrijfwijze!
    A
    Piet - Kees - Vrijdag
    B
    Piet - Kees - Amsterdam
    C
    Piet - Kees - Zomer - Amsterdam

    Slide 25 - Quiz

    weet je wat we morgen gaan doen. we gaan chillen in het bos
    Kies de juiste leestekens!
    A
    Weet - doen? - We - bos.
    B
    Weet - doen, we - bos
    C
    Weet - doen! - We - bos

    Slide 26 - Quiz