C = Contact leggen en houden
•Echt contact maken: zien, groeten, aandacht, praatje maken, vragen hoe het gaat
•Elkaar leren kennen: laat zien wie je bent en wat je doet (zichtbaar, bereikbaar)
•Leg uit waarom je iets doet; overzicht ‘ hele plaatje’; jij kent de zorg, de familie niet
•Info over reilen en zeilen/dagelijkse gang
•Gastvrij zijn, welkom voelen
•Herkennen: sociaal netwerk (ecogram)
•Wederzijdse verwachtingen uitspreken