Kapitel 2 10-1-2023 Aussprache s, ß, z und sch

zelfstandig naamwoord dat eindigt op -schaft
3/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

zelfstandig naamwoord dat eindigt op -schaft
3/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 1 - Quiz

Panne
2/8
vertaling
A
verkleinwoord
B
dag/maand/seizoen
C
het-woord
D
vrouwelijke uitgang

Slide 2 - Quiz

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 3 - Slide

der Unterrichtsplan


- Rückblick " het geslacht van het zelfstandig naamwoord"

- Hausaufgaben: Lektion 2 Aufg. 8 bis einschl. 10  + Lektion 3 Aufg. 1 bis einschl. 4 kontrollieren. 

- Aussprache: - s, ß, z und sch. 

Aufg. 2 und 3 machen

- Evaluation. 
















Slide 4 - Slide

die Lernziele:


- du kennst die Regeln des Geschlechts des Substantivs


- du kannst das Geschlecht des Substantivs richtig anwenden. 


- du kannst die s-Laute richtig aussprechen. 




Slide 5 - Slide

das Geschlecht des Substantivs
( het geslacht van het zelfstandig naamwoord)

Slide 6 - Mind map




Lidwoorden: is een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
uitleg

Slide 7 - Slide

Aantekening
neem over 
in je schrift

Mannelijke woorden:
  • alle mannelijke personen/ dieren/ beroepen: der Lehrer
  • alle dagen van de week: der Montag
  • alle seizoenen: der Sommer
  • alle maanden: der Oktober
  • alle dagdelen:  der Abend
der Kater
uitleg
Het geslacht van het zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Slide


   Vrouwelijke woorden:
  • alle vrouwelijke personen, dieren en beroepen: die Oma, die Kuh ( let op vrouwelijke beroepen eindigen op - in) bijv. die Lehrerin
  • de meeste woorden op -e: die Adresse
  • alle woorden op -ung: die Zeitung
  • alle woorden op -schaft: die Freundschaft
  • alle woorden op -heit: die Freiheit
  • alle woorden op -keit: die Fröhlichkeit 
die Katze
uitleg
Aantekening
neem over 
in je schrift

Slide 9 - Slide

Onzijdige woorden:
  • alle verkleinwoordjes, op -chen: das Kaninchen
  • de meeste het-woorden: das Dorf 
das Buch
uitleg
Aantekening
neem over 
in je schrift

Slide 10 - Slide


Hausaufgaben
Lektion 2 Aufg. 8 bis einschl. 10 + Lektion 3 Aufg. 1 bis einschl. 4 kontrollieren.  

Lektion 2 Aufg. 8 bis einschl. 10 check in duo's
Lektion 3 Aufg. 1 bis einschl. 4 selbstständig kontrollieren. 

Slide 11 - Slide

Aussprache s-Laute: s, ß, z  und sch

                           *  de - s vóór een klinker --> als een z. 
                                z.B.: Sonne, sechs. 
   
                              * de - z --> als een - ts
                                 Zahn,  zwanzig

                             *  de - sch --> als een sj  ( sjaal)
                                Schwein, Schule

                              * de - ß  --> als de -s  
                                 Straße, weiß




                           
            

Slide 12 - Slide

Aussprache

Aufg. 2 und 3 machen ( gemeinsam)

Slide 13 - Slide

zelfstandig naamwoord dat eindigt op -chen
1/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 14 - Quiz

seizoen
2/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 15 - Quiz

Vul nu het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
_____ (ik) komme ohne ______ ( jullie) .
Vul in: ____/_____

Slide 16 - Open question

Du hast durch _____ ( mij) die Aufgabe gut gemacht.

Slide 17 - Open question

vrouwelijk persoon
4/8
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

veel zelfstandig naamwoorden die eindigen op een -e
5/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 19 - Quiz

dagen/maanden
6/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 20 - Quiz

zelfstandig naamwoord dat eindigt op -ung
7/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 21 - Quiz

Wasser
3/8
vertaling
A
vrouwelijke uitgang
B
het-woord
C
biologisch man/vrouw
D
dag/maand/seizoen

Slide 22 - Quiz

het- woorden
8/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 23 - Quiz

Männlichkeit
4/8
vertaling
A
het-woord
B
biologisch man/vrouw
C
vrouwelijke uitgang
D
verkleinwoord

Slide 24 - Quiz

Wochenende
5/8
vertaling
A
dag/maand/seizoen
B
vrouwelijke uitgang
C
het-woord
D
verkleinwoord

Slide 25 - Quiz

En nu gaan we  testen of je de regels kunt het toepassen.......

Slide 26 - Slide

Polizistin
6/8
vertaling
A
verkleinwoord
B
biologisch man/vrouw
C
het-woord
D
dag/maand/seizoen

Slide 27 - Quiz

Mädchen
8/8
vertaling
A
het-woord
B
vrouwelijke uitgang
C
biologisch man/vrouw
D
verkleinwoord

Slide 28 - Quiz

Bestellung
1/8
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

Gesundheit
4/8
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

Aufgabe
6/8
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz

Frühling
8/8
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

Fenster
7/8
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quiz

Hausaufgaben: lernen Grammatik D+ Wörter Lernbox Lektion 2 

Slide 34 - Slide

Samenvatting
mannelijk: der
  • mensen, dieren, beroepen
  • dagen
  • seizoenen
  • maanden
  • dagen
een = ein
meervoud = die
vrouwelijk: die
  • mensen, dieren, beroepen
  • meeste op -e
  • alle op -heit, -keit, -schaft, -ung


een = eine
meervoud = die
onzijdig: das
  • alles op -chen/-lein (=verkleinwoordje)
  • meeste het-woorden

een = ein
meervoud = die

Slide 35 - Slide

Pilot
5/8
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quiz