3-10-2023

Willkommen im Deutschunterricht
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen im Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

der Unterrichtsplan:

( de lesplanning)


- Rückblick

-Lektion 2 Aufg. 14 und 17.


-Lektion 3 Aufg. 1 bis einschl. 3 

- Lektion 4: 1 bis einschl. 4 (5) korrigieren

- Erklärung: bepaald en onbepaald lidwoord en het bezittelijke voornaamwoord

 Lektion 4:

Grammatik F Aufg. 7 t/m 9

Lektion 4: Grammatik G Aufg.  10 t/m 13 (14)



                











Slide 2 - Slide

die Lernziele:



- je kunt de Duitse lidwoorden benoemen en juist toepassen. 


- je kunt de Duitse bezittelijke voornaamwoorden noemen en juist toepassen



Slide 3 - Slide

der / die / das

Slide 4 - Slide

Lidwoorden

Wat zijn lidwoorden?

Kan je een voorbeeld geven in het Nederlands?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lidwoorden
- Je hebt twee soorten lidwoorden, zowel in het Nederlands        en in het Duits, namelijk:

1. bepaalde lidwoorden
2. onbepaalde lidwoorden

Slide 7 - Slide

Lidwoorden
 Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.

Bepaalde lidwoorden -> de , het

Onbepaalde lidwoorden -> een

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud

Slide 10 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der

Slide 11 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die

Slide 12 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das

Slide 13 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
die

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein  Mann

Slide 16 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
eine Frau

Slide 17 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
eine Frau
ein Kind

Slide 18 - Slide

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder 

Slide 19 - Slide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 21 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 22 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 23 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unsere_________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euere____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 24 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 25 - Slide

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Slide 26 - Mind map

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 27 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 28 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 29 - Quiz

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 30 - Quiz

onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 31 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 32 - Quiz



                                                             

                               Hausaufgaben:  Lektion 2 Aufg. 14                                     und 17.


                           - Lektion 3 Aufg. 1 bis einschl. 3 machen. 

                           - Lektion 4: 1 bis einschl. 4 (5) machen.                                          

                                    Tschüss

Slide 33 - Slide

Macht jetzt: 
 
Lektion 4:

Grammatik F Aufg. 7 t/m 9

Lektion 4: Grammatik G Aufg. 10 t/m 13 (14)

                                          


Slide 34 - Slide