This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Willkommen im Deutschunterricht
Slide 1 - Slide
der Unterrichtsplan:
( de lesplanning)
- Rückblick
-Lektion 2 Aufg. 14 und 17.
-Lektion 3 Aufg. 1 bis einschl. 3
- Lektion 4: 1 bis einschl. 4 (5) korrigieren
- Erklärung: bepaald en onbepaald lidwoord en het bezittelijke voornaamwoord
Lektion 4:
Grammatik F Aufg. 7 t/m 9
Lektion 4: Grammatik G Aufg. 10 t/m 13 (14)
Slide 2 - Slide
die Lernziele:
- je kunt de Duitse lidwoorden benoemen en juist toepassen.
- je kunt de Duitse bezittelijke voornaamwoorden noemen en juist toepassen
Slide 3 - Slide
der / die / das
Slide 4 - Slide
Lidwoorden
Wat zijn lidwoorden?
Kan je een voorbeeld geven in het Nederlands?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Lidwoorden
- Je hebt twee soorten lidwoorden, zowel in het Nederlands en in het Duits, namelijk:
1. bepaalde lidwoorden
2. onbepaalde lidwoorden
Slide 7 - Slide
Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
Bepaalde lidwoorden -> de , het
Onbepaalde lidwoorden -> een
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
Slide 10 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
Slide 11 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
Slide 12 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
Slide 13 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
die
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
Slide 16 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
eine Frau
Slide 17 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
eine Frau
ein Kind
Slide 18 - Slide
Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Slide 19 - Slide
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 20 - Slide
Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:
- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.
- Dat is jouw huis. / Das ist dein Haus.
- Waar is zijn fiets? / Wo ist sein Fahrrad?
Slide 21 - Slide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 22 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 23 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unsere_________ Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euere____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.
Slide 24 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 25 - Slide
Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?
Slide 26 - Mind map
Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?