3+4. Hoofdstuk 4 en 5 - protagonist, conflicten & subtekst (2 lessen)

Les 3 - H4 theatertheorie / praktijk






Theaterles Stad & Esch
1 / 12
next
Slide 1: Slide
TheaterMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 12 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 3 - H4 theatertheorie / praktijk






Theaterles Stad & Esch

Slide 1 - Slide

Leerdoel & planning
Lesduur: 2 lesuren
Leerdoel: je maakt kennis met de begrippen protagonist, antagonist, tritagonist en soorten conflicten en kunt deze toepassen in een scène.

Planning:
  1. Draaideur
  2. Begrippen
  3. Oefening protagonist, antagonist, tritagonist & conflicten

Slide 2 - Slide

Theatersport: draaideur
Vier spelers in een vierkant.
De voorste twee spelen een scène.
De spelers draaien.
We kiezen een: 
  • locatie
  • relatie
  • gekke hobby
  • openingszin.




Variant: soap met groot spel, overdreven emoties en cliffhanger

Slide 3 - Slide

Protagonist, antagonist, tritagonist

Protagonist: de held van het verhaal
Antagonist: de tegenstander, de slechterik
Tritagonist: de helper

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

0

Slide 6 - Video

Voorbeeld: Batman

Protagonist: Batman
Antagonist: Joker
Tritagonist: Robin

Slide 7 - Slide

Voorbeeld: Harry Potter

Protagonist: Harry Potter
Antagonist: Voldemort
Tritagonist: Hermelien, Ron

Slide 8 - Slide

Scène met prota-, anta- en tritagonist
Verzin een scène (2/3 minuten) met een duidelijke:
  • protagonist - worstelt ergens mee
  • antagonist - werkt tegen
  • Tritagonist - helpt mee

Oefen de scène.
We zullen deze presenteren!

Slide 9 - Slide

Soorten conflicten + subtekst
  • Intern conflict: in het innerlijk van het personage
  • Relationeel conflict: conflict tussen mensen onderling, persoonlijk.
  • Situationeel conflict: conflict tussen mens en natuur, buiten de persoon.

Subtekst/ denktekst
Wanneer je personage het conflict niet benoemd,
maar wel speelt in toneelspel.

Slide 10 - Slide

Scène + conflict + subtekst
Gebruik de scène die je deze les gemaakt hebt.
Voeg 1 of 2 van de onderstaande conflicten toe:

  • Intern conflict: in het innerlijk van het personage
  • Relationeel conflict: conflict tussen mensen onderling, persoonlijk.
  • Situationeel conflict: conflict tussen mens en natuur, buiten de persoon.

Speel de scène en gebruik subtekst in je spel!

Slide 11 - Slide

Presenteren / voortgang
  • We presenteren de scènes.
  • Wie zijn de protagonist, antagonist en tritagonist?
  • Welke conflicten heb je gezien?

Slide 12 - Slide