Ma 10 juni "de" en "het" woorden

Wat ga je leren in deze paragraaf?

Aan het eind van de paragraaf kan/weet je:

  1. opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
  2. wanneer je de woorden deze, dit, die en dat moet gebruiken.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat ga je leren in deze paragraaf?

Aan het eind van de paragraaf kan/weet je:

  1. opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
  2. wanneer je de woorden deze, dit, die en dat moet gebruiken.

Slide 1 - Slide

De les

Deze les gaan we het hebben over:

*de-woorden
*het-woorden

*mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden
*die, deze, dat, dit

Slide 2 - Slide

Hoe herken je mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden?
Door het op te zoeken in het woordenboek!

ook digitaal... www.vandale.nl

Slide 3 - Slide

lesdoel
mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden herkennen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Weet je niet of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is? Zoek het dan op in het woordenboek.

Slide 6 - Slide

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 7 - Quiz

Welke bewering is waar?
A
Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden dit en dat.
B
Bij onzijdige woorden gebruik je het lidwoord 'de'.
C
Bij mannelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
D
Bij vrouwelijke woorden gebruik je alleen het verwijswoord 'deze'.

Slide 8 - Quiz

Hoe zie je in een woordenboek dat een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?
timer
0:20
A
Door de, het of een
B
Door (m), (v) of (o)
C
Door in, uit of over
D
Door (m), (w) of (i)

Slide 9 - Quiz

Is het woord mannelijk (m),
vrouwelijk (v) of onzijdig (o)?
Koningin
timer
0:30
A
m
B
v
C
o

Slide 10 - Quiz

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 11 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
die
dit 
deze
dat
de-woorden

Slide 12 - Drag question

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
dit
die
deze
dat
het-woorden

Slide 13 - Drag question

De-woorden 
Het-woorden 
Onzijdig 
mannelijk of vrouwelijk 

Slide 14 - Drag question


mannelijk woord 

vrouwelijk woord 
onzijdig woord 
actrice
leraar
station
het
de

Slide 15 - Drag question

Onzijdig het-woord
Mannelijk de-woord
Vrouwelijk de-woord
Nijmegen
vakantie
meisje
gemeenschap
gemeenteraad
gemeente
partij
personeel
winkel
hulpdienst

Slide 16 - Drag question

Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord in: die, dat, wat.

Het plan [..............] jij hebt, vind ik te gevaarlijk.
Dat verhaal van hem, [..............] jij vertelde, geloof ik niet.
Iets [..............] jij leuk vindt om te doen, gaat nooit vervelen.
De brief [..............] jij mij stuurde, heb ik nooit ontvangen.
Een apparaat [..............] zo duur is, moet je niet kopen.
Het leukste [..............] ik heb meegemaakt, vertel ik nog wel een keer.
Ons televisietoestel, [..............] al heel oud is, doet het nog prima.
[..............] je belooft, moet je doen.
Het is net of de tijd steeds sneller gaat, [..............] natuurlijk niet kan.
Dat is alles [..............] wij voor u kunnen doen.
uitleg
Die
Het betrekkelijk voornaamwoord 'die' heeft betrekking op een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord. Je gebruikt het als het betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een de-woord. Je gebruikt 'die' ook als het verwijst naar een woord dat in meervoud staat.
die
uitleg
Het betrekkelijk voornaamwoord 'dat' heeft betrekking op een onzijdig zelfstandig naamwoord (het-woorden).
Het huis dat daar staat..., Het kind dat jarig is...
dat
uitleg
Wat 
Je gebruikt 'wat' in drie gevallen: 
1. Als het betrekking heeft op een onbepaald voornaamwoord (alles, niets, veel) 
2. Als het betrekking heeft op een overtreffende trap (het domste wat...) 
3. Als het betrekking heeft op een hele zin.
wat
die
die
dat
dat
dat
dat
wat
wat
wat
wat
wat

Slide 17 - Drag question

Sleep een woord naar een ander woord om een goed woord te maken.
toestel
gel
dier
schaal
fles
stel
hand
oven
drink
foto
huis
bank

Slide 18 - Drag question

Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 19 - Quiz

de of het
-Ons taalgevoel
-Woordenboek/ of www.woordenlijst.org

-Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden
-Meervoud zijn altijd de-woorden

-Samengesteld woord (woord+woord)> 2e woord bepaalt of het een 
de-woord of een het-woord is.

Slide 20 - Slide

de-woorden / het-woorden
de-woorden > mannelijke en vrouwelijke woorden
het-woorden > onzijdige woorden

Slide 21 - Slide

Dus...
Die en deze horen bij een de-woord.
Dat en dit horen bij een het-woord.

Slide 22 - Slide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.

mannelijk                           de-
vrouwelijk                           woorden

onzijdig                                het-
                                                  woorden

Slide 23 - Slide

Wanneer kies je HET als verwijswoord?
A
Bij mannelijke woorden
B
Bij onzijdige woorden
C
Bij vrouwelijke woorden
D
Bij meervoud

Slide 24 - Quiz

Is het woord mannelijk (m),
vrouwelijk (v) of onzijdig (o)?
Achterstand
timer
0:30
A
m
B
v
C
o

Slide 25 - Quiz

Welke bewering is waar? (1p):



A
Bij mannelijke woorden gebruik je het lidwoord het.
B
Bij onzijdige woorden gebruik je het lidwoord de.
C
Bij vrouwelijke woorden gebruik het het lidwoord de.

Slide 26 - Quiz

Huiswerk voor ma 17 juni
Leer alle gele kaders
Leer Fictie, Grammatica, Spelling en Over Taal van blok 5
Maak de zelftoetsen van blok 5 online

Slide 27 - Slide