1. Sprookje
2. het huis van de moskee
Het huis was groot, met vijfendertig kamers. Eeuwenlang hadden daar bloedverwante families in dienst van de moskee gewoond. De kamers hadden allemaal een functie en een naam die daarbij paste, zoals de koepelkamer, de opiumkamer, de vertelkamer, de tapijtenkamer, de ziekenkamer, de grootmoederkamer, de bibliotheek en de kraaikamer. Het huis lag achter de moskee en was ertegenaan gebouwd. In een hoek van de binnenplaats was een stenen trap naar het platte dak, waarover je naar de moskee kon gaan. En er lag een hooz, een zeshoekig bassin, midden op de binnenplaats waar men voor het gebed zijn handen en gezicht waste.
Het was een vrijdagochtend, het begin van de lente.