Hulp werkwoorden "zijn" en "hebben"

1 / 15
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hulpwerkwoorden van tijd
hebben en zijn
Deze worden gebruikt om de voltooide tijd aan te geven.
Dat betekent dat de activiteit al afgerond is, het is al klaar.
'Wij zijn naar het zwembad gelopen



Slide 2 - Slide

De juf heeft een lange fietstocht gemaakt.
Wat is het hulpwerkwoord?
A
de
B
fietstocht
C
gemaakt
D
heeft

Slide 3 - Quiz

De bakker is met de taartjes door de winkel gelopen?
Wat is het hulpwerkwoord?
A
bakker
B
door
C
is
D
gelopen

Slide 4 - Quiz

Gisteren heb jij een mooi toneelstukje opgevoerd.
Wat is het hulpwerkwoord?
A
gisteren
B
heb
C
een
D
mooi

Slide 5 - Quiz

Wij hebben allemaal feest gevierd op het schoolplein.
Wat is het hulpwerkwoord?
A
hebben
B
feest
C
wij
D
gevierd

Slide 6 - Quiz

gisteren ... hij heel hard gevallen
is  
bent 
ben
zijn 

Slide 7 - Drag question

Voor het toneelstuk .... hij een goede acteur nodig 
heeft
heb 
hebt 
hebben

Slide 8 - Drag question

hele werkwoord is "zijn"
schrijf op : Ik ....... vrolijk.

Slide 9 - Open question

hele werkwoord "hebben"
schrijf op: Ik ...... een hobby.

Slide 10 - Open question

hele werkwoord: "zijn"
schrijf op: jij ..... goed bezig.

Slide 11 - Open question

hele werkwoord: "hebben"
schrijf op: jij ...... een huisdier.

Slide 12 - Open question

hele werkwoord: "zijn"
schrijf op: Hij ....... gezellig

Slide 13 - Open question

hele werkwoord: "hebben"
schrijf op: Hij ...... een ijsje.

Slide 14 - Open question

Wat vond je van deze les? Schrijf op waarom je het makkelijk of moeilijk vond☺ Succes!

Slide 15 - Open question