This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Welkom H2b!
We starten gelijk met lezen, dus pak je leesboek!
Slide 1 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Planning eerste periode:
Leesvaardigheid
H1 t/m 3
Fictie (boek lezen)
Toetsen eerste periode:
Leesvaardigheid
Telt 2x mee
In de toetsweek
Fictie (boek lezen)
Vrijdag 11 november
Slide 3 - Slide
Wat gaan we doen?
Uitleg boekopdracht
Uitleg lezen H3 + samen oefenen
Pauze
Toets bespreken / Zelfstandig oefenen lezen H3
Slide 4 - Slide
Boekopdracht
Deadline: vrijdag 11 november om 17:00 uur.
Inleveren via Magister > ELO > opdrachten.
Slide 5 - Slide
Wat gaan we doen?
Uitleg boekopdracht
Uitleg lezen H3 + samen oefenen
Pauze
Toets bespreken / Zelfstandig oefenen lezen H3
Slide 6 - Slide
Lesdoelen
Ik kan een vergelijkend, samenvattend en doel-middelverband in een tekst herkennen.
Slide 7 - Slide
Theorie
Wil je zelfstandig aan de slag?
Ga dan naar bladzijde 76 in je boek en lees de theorie. Maak daarna (online) opdracht 1 en 2.
Slide 8 - Slide
Doel-middelverband
Dit verband geeft aan hoe je een doel kunt behalen, dus welk middel er wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Signaalwoorden:
Opdat, zodat, om..te, door middel van, met behulp van
Slide 9 - Slide
Doel-middelverband
Voorbeeld:
Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).
Mijn buurvrouw gaat vanavond collecteren (middel). Het doel is om zoveel mogelijk geld op te halen voor het goede doel dat opkomt voor de dieren (doel).
Slide 10 - Slide
Samenvattend verband
Dit verband sluit vaak een tekst(deel) af. Alle voorgaande informatie wordt kort op een rijtje gezet.
Signaalwoorden:
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al.
Slide 11 - Slide
Samenvattend verband
Voorbeeld:
Gister ben ik naar de film gegaan. Mijn vriendin heeft de hele film haar handen voor haar ogen gehouden. Ik schrok een keer zo hard dat de popcorn over me heen vloog. Kortom, het was een spannende film.
Slide 12 - Slide
Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.
Signaalwoorden:
in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met
Slide 13 - Slide
Vergelijkend verband
Voorbeeld:
Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu.
Op mijn school zijn de regels helemaal niet streng in vergelijking met de regels bij mijn zus.
Slide 14 - Slide
Oefenen!
Slide 15 - Slide
Samenvattend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.
Slide 16 - Quiz
Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!
Slide 17 - Quiz
Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.