221020 Lezen H3

Welkom H2a! 
We beginnen vandaag met lezen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom H2a! 
We beginnen vandaag met lezen.

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Planning eerste periode:
Leesvaardigheid
H1 t/m 3


Fictie (boek lezen)

Toetsen eerste periode:
Leesvaardigheid
Telt 2x mee
In de toetsweek

Fictie (boek lezen)
Moet 'voldaan' zijn.
Boek uit na de herfstvakantie!


Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg lezen H3
  2. Samen oefenen
  3. Pauze
  4. Zelfstandig oefenen

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Ik kan een vergelijkend, samenvattend en doel-middelverband in een tekst herkennen. 

Slide 5 - Slide

Theorie
Wil je zelfstandig aan de slag?


Ga dan naar bladzijde 76 in je boek en lees de theorie. Maak daarna (online) opdracht 1 en 2. 


Slide 6 - Slide

Doel-middelverband 
Dit verband geeft aan hoe je een doel kunt behalen, dus welk middel er wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Signaalwoorden:

Opdat, zodat, om..te, door middel van, met behulp van

Slide 7 - Slide

Doel-middelverband
Voorbeeld:
Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).

Mijn buurvrouw gaat vanavond collecteren (middel). Het doel is om zoveel mogelijk geld op te halen voor het goede doel dat opkomt voor de dieren (doel). 

Slide 8 - Slide

Samenvattend verband
Dit verband sluit vaak een tekst(deel) af. Alle voorgaande informatie wordt kort op een rijtje gezet. 

Signaalwoorden:

kortom, samengevat, met andere woorden, al met al.

Slide 9 - Slide

Samenvattend verband
Voorbeeld: 

Gister ben ik naar de film gegaan. Mijn vriendin heeft de hele film haar handen voor haar ogen gehouden. Ik schrok een keer zo hard dat de popcorn over me heen vloog. Kortom, het was een spannende film.

Slide 10 - Slide

Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.

Signaalwoorden:


in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met


Slide 11 - Slide

Vergelijkend verband
Voorbeeld:

Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu.

Op mijn school zijn de regels helemaal niet streng in vergelijking met de regels bij mijn zus.

Slide 12 - Slide

Oefenen!

Slide 13 - Slide

Samenvattend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

Slide 14 - Quiz

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 15 - Quiz

Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 16 - Quiz

Dit vind ik nog moeilijk:

Slide 17 - Open question

Pauze
timer
4:00

Slide 18 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg lezen H3
  2. Samen oefenen
  3. Pauze
  4. Zelfstandig oefenen

Slide 19 - Slide

Zelfstandig oefenen
Lezen H3 (blz. 76)

Maak opdracht 1, 2 en 3.

Tip: markeer signaalwoorden in je boek!! 


Slide 20 - Slide