Grammatica les 1: Persoonsvorm, zinsdeelstreepjes, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp

Grammatica les 1 en 2: Persoonsvorm, zinsdeelstreepjes, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerk
Welkom 2 mavo,
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, leesboek en laptop.
Stap 3: Log in bij Lessonup.app met je eigen naam.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica les 1 en 2: Persoonsvorm, zinsdeelstreepjes, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerk
Welkom 2 mavo,
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, leesboek en laptop.
Stap 3: Log in bij Lessonup.app met je eigen naam.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan een enkelvoudige zin de persoonsvorm benoemen.
2. Ik kan in een enkelvoudige zin de zin verdelen met zinsdeelstreepjes.
3. Ik kan in een enkelvoudige zin het werkwoordelijk gezegde noemen.
4. Ik kan in een enkelvoudige zin het lijdend voorwerp benoemen

Slide 2 - Slide

Wat ga je doen?
Lezen
Nakijken opdr. 3 en 4
Aantekeningen maken: Pv, ow, zinsdeelstreepjes
Uitleg: Werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
Oefening
Huiswerk: blz. 50, 53 en 54: opdr. 1, 5, 6 en 7

Slide 3 - Slide

Lezen in Jimi Fender Johnson
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Antwoorden opdr. 3
3a: De zin in een andere tijd zetten, veranderen van getal of de zin vragend maken.
3b. Zinsdeelproef. Zet een woord voor de persoonsvorm en kijk of de zin kloppend is.
3c: Het onderwerp is de hoofdrolspeler.
3d: Lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

Opdracht 4
A. Iedereen/praat/tegenwoordig/over het klimaat.
B. De temperaturen/stijgen/ nog steeds.
C. Daardoor/smelten/de ijskappen.
D. Zullen/ mensen en dieren/ binnen korte tijd/ in de problemen/ komen?
E. Op welke manier/ kunnen/ wij/ de toekomst/ positief/ beïnvloeden?

Slide 6 - Slide

De aantekeningen: Persoonsvorm
Redekundig ontleden: Het benoemen van zinsdelen.
Belangrijk: De persoonsvorm is ALTIJD EEN WERKWOORD!
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Verander van tijd: Tegenwoordige tijd.<--> verleden tijd.
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
2. Verander van getal: Enkelvoud<-->meervoud. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

Slide 7 - Slide

Zinsdeelstreepjes zetten
Zinsdeel: Eén woord of meerdere woorden die bij elkaar horen.
Hoe weet je of een groepje woorden een zinsdeel is?
1. Zoek eerst de persoonsvorm.
2. Zet een woordgroep of één woord voor de persoonsvorm.
3. Loopt de zin goed? Dan is het een zinsdeel.
Tips:
1. Alle woorden die voor de persoonsvorm staan zijn 1 zinsdeel
2. Staan er meerdere werkwoorden achter elkaar? 1 zinsdeel
3. Alle extra informatie over 1 persoon is 1 zinsdeel.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Het onderwerp
Wie/wat + persoonsvorm. MEER NIET
Wie of wat doet het werkwoord van de persoonsvorm?

Weet je het niet zeker? Verander de zin van getal. Enkelvoud naar meervoud, de persoonsvorm en het onderwerp veranderen.

Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: Alle werkwoorden in de zin, als het onderwerp iets doet
Hoe noteer je het werkwoordelijk gezegde
1. Ook de persoonsvorm schrijf je op. Dat is ook een werkwoord.
2. Noteer dan alle andere werkwoorden. 
Let op:
  • Aan het = wg --> Ik ben een kip aan het eten.
  • te + werkwoord = wg: Hij zat de resultaten van het onderzoek af te wachten.
  • Voorzetsels die bij het werkwoord horen = wg: Ik eet de koektrommel helemaal op
Voorbeeld: Ik zou een kip willen eten voor kerst.

Slide 11 - Slide

Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp: de persoon die iets overkomt of het voorwerp dat iets ondergaat.
Let op: Het lijdend voorwerp kun je in een onderwerp veranderen.
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
1. Zoek de pv, zet zinsdeelstreepjes, zoek het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.
2. Stel jezelf de vraag: Wat of wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 12 - Slide

Oefening: Noteer van de onderstaande zin: ov, ow, wg en lv
Roodkapje slaat de wolf met een stok in het bos.
pv:
ow:
wg:
lv: 

Slide 13 - Slide

Antwoord
Roodkapje /slaat /de wolf/ met een stok /in het bos./
pv: slaat
ow: Roodkapje
wg: slaat
lv: de wolf

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Huiswerk dinsdag 21 januari: blz. 50, 53 en 54: opdr. 1, 5, 6 en 7
Je werkt fluisterend met elkaar.
Klaar: Lezen in Jimi Fender Johnson.

Slide 15 - Slide