les 26032021 G2c

Guten Morgen
Deze les:
overzicht van de Modalverben
aan einde van de les weet je alles van deze 4 Verben!
Je kan ze onderscheiden en vervoegen,
Los geht es!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Guten Morgen
Deze les:
overzicht van de Modalverben
aan einde van de les weet je alles van deze 4 Verben!
Je kan ze onderscheiden en vervoegen,
Los geht es!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Online en Klas uitleg
S. 60 TB
Modalverben- hulpwerkwoorden van modaliteit
Deze werkwoorden geven iets aan. Deze drie in het Duits geven aan: mogelijkheid
Können, dürfen, mögen


timer
10:00

Slide 2 - Slide

oortjes, alleen via meet. camera in de klas uit

können vs dürfen
können - dan kan je iets.
Du kannst gerne zu mir kommen.
Du kannst schon Autofahren?
dürfen- mogen met een toestemming
Darf ich hier parken?-Mag ik hier parkeren 
dat is iets anders dan- Kan ik hier parkeren? Past de auto wel?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Jij kan dat.
A
Du kennst das.
B
Du könnst das
C
Du kannst das
D
Du kann das

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Jij mag dat.
A
Du kannst das.
B
Du darfst das.
C
Du magst das.
D
Du mag das.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

dürfen vs mögen
in het Nederlands beide vertaald als mogen- welke wordt bedoeld?
1. Mag ik een pizza? - Darf ich eine Pizza?
2.Houd ik van pizza? - Mag ich eine Pizza? Nee, hoe kom je daar nou bij!
dürfen- toestemming, mogen
mögen - houden van, lusten, graag mogen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Vertaal: Jij lust worst niet.
A
Du darfst Wurst nicht.
B
Du magst Wurst nicht.
C
Du möchtest Wurst nicht.
D
Du mögst Wurst nicht.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

möchten- geeft netjes willen aan

möchten - zou graag willen
Ik wil graag een ijsje.
Hoe vertaal je dat?
.....
Ich will??
Dat is niet beleefd in Duistland


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe vervoeg je het ?


Ich /er sie es - geen uitgang
stam verandering bij ich du er sie es man - 
Ich mache - ich kann
Du machst - du kannst
er sie es man machst - er sie es man kann
of zoals je wil können is de infinitief -> dus ich kann/ du kannst/ er kann. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

vervoegen- vervolg
Wir machen - wir können
ihr macht - ihr könnt
sie machen- sie können
Sie machen - Sie können
Het werkwoord wat erbij staat in de zin waarover je iets zegt, is een infinitief (heel werkwoord)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vervoeg: können - du....

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

vervoeg: dürfen- du....

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

vervoeg: mögen - er....

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

vervoeg möchten: er......

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Bijzonderheden
Mogen en Mogen - Dürfen en Mögen
Welke wordt er gebruikt? hoe kan je dat zien?
Möchten - beleefd zijn!
Bij können, dürfen en mögen veranderd te stam in 
ich, du er sie es man!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan ik dit nu leren?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Schema
ich kann
ik kan
ich darf
ik mag
du kannst
jij kan
du darfst
jij mag
er kann
hij kan
wir können
wij kunnen
ihr könnt
jullie kunnen
etc
sie können
zij kunnen
Sie können
U kunt

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

opgave 4,5 en 6 afmaken
eventueel als je 2 en 3 nog niet af hebt is daar nu ook tijd voor.

VRAGEN?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ik vond dit een leerzame les:
ja
nee

Slide 20 - Poll

This item has no instructions

Ik begrijp nu hoe ik de werkwoorden moet gebruiken en vormen?
JA
Al beter dan vorige les
Nog niet helemaal
Nee

Slide 21 - Poll

This item has no instructions