Oefenexamen 20-05-2021

Oefenexamen 4M3IF (26-05-2021) 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenexamen 4M3IF (26-05-2021) 

Slide 1 - Slide

Stappenplan les 
1. Pak de tekst erbij;
2. Beantwoord alle vragen;
3. Sluit de les goed af en meld in de chat dat je klaar bent. 

Slide 2 - Slide


Op welke manier leidt de auteur de tekst in?

A
Hij beschrijft een ontwikkeling.
B
Hij brengt een vraagstuk in.
C
Hij schetst de oorzaak van een probleem.

Slide 3 - Quiz

In alinea 1 vertelt de auteur dat e-coaches mensen kunnen helpen bij gedragsverandering.

Wat doet de auteur in alinea 2?
A
Hij licht toe hoe e-coaches zijn ontwikkeld.
B
Hij noemt mogelijkheden voor het gebruik van e-coaches.
C
Hij noemt nadelen van het gebruik van e-coaches.

Slide 4 - Quiz

In alinea 4 staat: "Maar ik denk dat er in de toekomst een grote rol is weggelegd voor de overtuigende computer die ons kan helpen ons aan onze doelen te houden."


Welk argument gebruikt de auteur om deze uitspraak te ondersteunen?

het argument dat computers
A
de juiste gegevens kunnen leveren
B
net zoveel invloed hebben als mensen
C
sneller je gedrag kunnen beïnvloeden

Slide 5 - Quiz

In de tekst wordt gesproken over de centrale (directe) route en de indirecte route.

Wat is het verschil?


Gedragsverandering via de indirecte route
A
heeft met emoties te maken, via de directe route niet.
B
is niet mogelijk door computers, via de directe route wel.
C
speelt tussen mensen onderling, via de directe route niet.
D
zal in de toekomst belangrijker worden, via de directe route niet.

Slide 6 - Quiz

In alinea 5 staat: "Robots in nood wekken medelijden op."

Bij welke zin uit alinea 5 is dit een voorbeeld?
A
"Overtuigen via de indirecte route lijkt voor computers minder makkelijk."
B
"Echter, computers kunnen sterk sociale reacties oproepen bij mensen."
C
"Kinderen vinden het zielig om relatief simpele robots in een kast op te sluiten."

Slide 7 - Quiz

In alinea 6 staat: "Advies aannemen van een computer lijkt toch anders dan advies aannemen van een collega en het lijkt intuïtief dat je eerder het gedrag van je beste vriend zult kopiëren dan dat van een virtueel computermannetje."

Wat presenteert de auteur hier?


A
een argument
B
een conclusie
C
een feit

Slide 8 - Quiz

In alinea 6 beschrijft de auteur zijn eigen onderzoek.

Wat was de conclusie van dit onderzoek?

Ondanks dat deelnemers evenveel vertrouwen hadden in e-coaching als in menselijke ondersteuning,
A
had e-coaching minder resultaat.
B
had e-coaching betere resultaten.
C
verwachtten de deelnemers minder van e-coaching.
D
verwachtten de deelnemers meer van e-coaching.

Slide 9 - Quiz

Welke zin vat alinea 7 het best samen?
A
Een goede manier om gedrag van mensen te beïnvloeden is het inzetten van computers in onderhandelingsspellen.
B
Het is wellicht wenselijk om computers meer menselijke eigenschappen te geven, maar we moeten ook juist de voordelen ten opzichte van menselijke coaching benutten.
C
We reageren niet altijd oprecht op informatie van computers in tegenstelling tot gegevens die we van mensen ontvangen.

Slide 10 - Quiz

In alinea 8 staat: "In de toekomst zal dit veel verder gaan."

Wat bedoelt de auteur hiermee?
A
dat de invloed van de technologie steeds meer vragen zal oproepen
B
dat er steeds meer kwesties komen waarop men een antwoord wil krijgen
C
dat men steeds afhankelijker wordt van de technologie

Slide 11 - Quiz

Wat doet de auteur vooral in alinea 8?
A
Hij doet voorspellingen over de rol van technologie.
B
Hij geeft voorbeelden van de rol van technologie.
C
Hij vat zijn mening over de rol van technologie samen.

Slide 12 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Het bewerkstelligen van gedragsverandering
A
zal gemakkelijker zijn als van alle mogelijkheden van de e-coach gebruik wordt gemaakt.
B
zal in de toekomst steeds meer door technologische hulpmiddelen gebeuren.
C
zal ondanks het gebruik van een e-coach waarschijnlijk niet het gewenste resultaat hebben.

Slide 13 - Quiz

Tekst 2 
Pak nu de volgende tekst erbij: 'Algemene voorwaarden huur boedelbak'

Slide 14 - Slide

Isa heeft een boedelbak gehuurd. Ze heeft een waarborgsom van € 300,- betaald. Ze rijdt met de boedelbak tegen een paaltje. De kosten voor reparatie van de boedelbak zijn € 200,-.

Moet de verhuurder de volledige waarborgsom binnen twee maanden retourneren?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 15 - Quiz

Piet woont in de buurt van de grens met België. Hij huurt een boedelbak tijdens de verbouwing van zijn keuken. De oude keuken verkoopt hij tijdens de werkzaamheden aan iemand die vlak over de grens woont.

Mag Piet zonder overleg met de verhuurder de boedelbak gebruiken om de keuken bij de koper af te leveren?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 16 - Quiz

Simon huurt een boedelbak om zijn dochter te verhuizen. Simon staat op het huurcontract vermeld als bestuurder. De broer van Simon wil de boedelbak graag gebruiken om een kast op te halen.

Mag Simon zijn auto met de boedelbak uitlenen aan zijn broer?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 17 - Quiz

Olaf huurt een boedelbak. Op de dag dat hij de boedelbak terugbrengt, raakt hij buiten zijn schuld om betrokken bij een ongeluk. Hierdoor is de boedelbak dusdanig beschadigd dat hij niet meer gebruikt kan worden. Reparatie ervan duurt drie weken.

Kan de verhuurder van de boedelbak de misgelopen inkomsten van drie weken verhalen op Olaf?
A
Ja
B
Nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 18 - Quiz

Yvonne is sinds twee maanden haar huis aan het verbouwen en huurt al die tijd een boedelbak. Tijdens de huurperiode komt zij in de schuldsanering terecht.

Mag de verhuurder de boedelbak weghalen bij Yvonne?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 19 - Quiz