BE1 3.3 Lezen - Hoofdgedachte verwijswoorden deel 2

bij Nederlands!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 44 min

Items in this lesson

bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

Dilemma op dinsdag

Slide 2 - Slide

Wat leer je?
1. Fictielezen
2. Herhaling: tekst- en alineaopbouw
3. De hoofdgedachte
4. Hoofd- en bijzaken
5. Verwijswoorden

Slide 3 - Slide

Fictielezen

Slide 4 - Slide

7 Expertgroepen presenteren
Bereid in 2 minuten de antwoorden voor.
1
2
3
4
5
6
7
3
4
5
6
7
8

Slide 5 - Slide

De hoofdgedachte is de kortste samenvatting van de tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst 
Gebruik bij het onderwerp +  de titel, inleiding en/of de slotalinea.
Formuleer deze in één zin. 

Slide 7 - Slide

onderwerp of vraag
antwoord of samenvatting

Slide 8 - Slide

(T) Hebben ook Duitse kinderen problemen met de naamval?
(I) Het Duits is berucht om zijn lastige naamvallen. Ook voor de Duitsers zelf zijn die lastig.
...

(S) Er is tot slot ook een beetje troost voor alle Duitslerenden die met naamvallen worstelen. Zelfs als je de verkeerde naamval gebruikt, is dat niet zo erg. De Duitsers begrijpen toch (bijna) altijd wat je bedoelt. En soms doen ze het ook zelf fout.
Voorbeeld hoofdgedachte

Slide 9 - Slide

Tekst samenvatten? 
'Bureau Hoofdzaken' noteren!

Bekijk per deelonderwerp in de alinea('s) wat de hoofdzaak is.
Zoek deze in de kernzinnen van de alinea's.
De rest is bijzaak, zoals voorbeelden en uitleg.


Slide 10 - Slide

Saaie tekst? Ja!
Mijn broer spaart voor een Nintendo.
Mijn broer heeft 50 euro gespaard.
Mijn broer moet nog 150 euro sparen.
Mijn broer neemt een krantenwijk.

Slide 11 - Slide

De schrijver gebruikt liever verwijswoorden.
Vaststellen waar een verwijswoord naar verwijst?
Stel een vraag die begint met 'wie, wat, waar of welke'.

Slide 12 - Slide

Saaie tekst? Nee!
Mijn broer spaart voor een Nintendo.
 Hij heeft 50 euro gespaard.
Mike moet nog 150 euro sparen.
De krantenwijk is nu van hem.

Slide 13 - Slide

De schrijver gebruikt verwijswoorden om de tekst leesbaar en aantrekkelijk te maken.

Slide 14 - Slide

Kunnen katten trucjes leren?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Wat?
§ 3.3 Lezen opdracht 10 t/m 13, 15 en 17
Hoe?
Samen fluisteren of stil alleen
Hulp?
Boek --> klasgenoot --> Straver
Resultaat?
Huiswerk
Doel?
Tekst- en alineaopbouw, hoofdgedachte, hoofd- en bijzaken, verwijswoorden
Klaar?
Taak week 3, lezen

Slide 17 - Slide

Wat weet je nu?

Slide 18 - Slide

Wat weet je nu?

tekst- en alineaopbouw
de hoofdgedachte
hoofd- en bijzaken
verwijswoorden

Slide 19 - Slide



Tekstopbouw 
- tweedeling
- driedeling


De kernzin
Een kernzin is de zin met de belangrijkste informatie in de alinea. Deze staat meestal in de eerste zin en soms in de tweede of de laatste zin van een alinea.  De rest is uitleg of een voorbeeld bij de kernzin. 


Lees de theorie op bladzijde 151 en 153. 
Noteer inleiding (I), kern (K) en slot (S), onderstreep de kernzinnen.

Slide 20 - Slide