Passief

• NT2
• Beroepsopleiding

Actief en passief

3 vormen:

1. Tegenwoordige tijd: worden + voltooid deelwoord
   (Het gebouw wordt schoongemaakt)
2. Verleden tijd: werden + voltooid deelwoord
   (Het gebouw werd schoongemaakt)
3. Voltooide tijd: zijn + voltooid deelwoord
   (Het gebouw is schoongemaakt) 

Tegenwoordige tijd

Actief: Men rookt hier niet.

Passief: Hier wordt niet gerookt.

Actief: De cursisten werken hard.

Passief: Er wordt hard gewerkt (door de cursisten)

Verleden tijd

Actief: De glazenwasser zeemde elke maand de ramen.

Passief: De ramen werden elke maand gezeemd.

Actief: De monteur repareert morgen mijn auto.

Passief: Mijn auto wordt morgen gerepareerd.

Voltooide tijd

Actief: De nieuwslezer heeft het nieuwsbericht gelezen.

Passief: Het nieuwsbericht wordt gelezen.

Actief: De baas heeft de werknemer ontslagen.

Passief: De werknemer is ontslagen. 

De criminelen hebben een overval gepleegd

1. Er wordt een overval gepleegd
2. Er werd een overval gepleegd
3. Er is een overval gepleegd
4. Er was een overval gepleegd

De dokter stuurde de patient naar het ziekenhuis

1. De patient wordt naar het ziekenhuis gestuurd
2. De patient werd naar het ziekenhuis gestuurd
3. De patient is naar het ziekenhuis gestuurd
4. De patient was naar het ziekenhuis gestuurd

Maak een passieve zin bij de vorige foto

Maak een passieve zin bij de vorige foto

Maak een passieve zin bij de vorige foto

Welke fout zit in de volgende zin?
'Op dit moment is de documentaire uitgezonden.'

Welke fout zit in de volgende zin?
'Tegenwoordig zijn veel patienten door de doktersassistente geholpen.'